The Final Fight

 
…De donkere lucht boven de paladins heeft een onheilspellende kleur gekregen.
De wind die aantrekt laat de regen zo hard naar beneden vallen dat het haast pijn doet in je gezicht.
Een van de paladins kijkt even naar een gigantische leeuw die naast hem staat om vervolgens naar boven te kijken, hij knijpt zijn ogen bij elkaar om te kunnen zien of er wat veranderd in het wolkendek. De wolken vormen al een kring waar de contouren van de Dark Lord al in te zien zijn. Voor leken is dit niet meer dan een lelijk demonachtig monster dat ze zien, maar voor hem is het veel meer.
Alles waar hij de laatste jaren voor gestreden heeft moet vandaag tot een einde komen, jaren hebben hij en zijn medestrijders hier naartoe geleefd naar dit moment, vandaag moet het gebeuren.
Als het vandaag niet goed gaat dan betekent dat een nederlaag en dat het weer jaren duurt voor we weer een kans krijgen.

“De illusies van de dark orcs zijn geactiveerd en de wind elementals en ice elementals hebben hun plek ingenomen, dat betekent dat we gezelschap hebben”, de oude vrouw naast de paladin schraapt haar keel nadat ze haar waarschuwing heeft gegeven.
“Sir Iscariot, we hebben gezelschap en ze komen dichterbij!”
De paladin kijkt langzaam naar beneden en kijkt de vrouw doordringend aan.
“Doe wat je is opgedragen en wij doen de rest. Niemand zal ons vandaag weerhouden van het terug brengen van Hij die over de wereld zal heersen. Zorg nu maar dat het ritueel succesvol afgerond wordt, anders zal het niet goed met je aflopen oude heks.”
Iscariot trekt hierna zijn zwaard en kijkt over het platte dak van de gigantische toren; hij ziet in de verte dat de wind elemental inderdaad zijn best doet om iets of iemand tegen te houden.
Wat er precies gebeurt is ook voor Iscariot onduidelijk omdat de regen en de wind het zicht in de schemer behoorlijk belemmeren.

Iscariot snauwde een bevel naar een engelachtige ridder achter hem: “Lucius, laat de occultisten hun werk doen. We zitten in de laatste fase, de contouren worden al zichtbaar in het wolkendek. We hebben indringers en ik denk dat het maar één groep kan zijn die het tot boven op de toren weet te brengen. Het gekke is dat ik de aanwezigheid van Tormyr niet voel en dat vind ik jammer Die had ik graag getroffen hier.
Ik weet wel dat hij Star Rhindaun beschermt in Darromar dus dat scheelt weer een tegenstander. De rest van die ratten zal er wel bij zitten, dat serpent van een Orrimblade laten we aan de Ténébreux over dat komt wel goed. We moeten wel zorgen dat die lelijke irritante Valerius word uitgeschakeld, want die kan vervelend worden. Onderschat hem niet!
Die zogenaamde nieuwe leider van Astoth, Belros Darkeyes zullen we vernederen zodat hij denkt dat Astoth nooit bestaan heeft!
Ik wil drie hoofden op een spies mee naar huis nemen als extra trofee voor vandaag.”
Lucius kan een glimlach niet onderdrukken als Iscariot klaar is met zijn tirade: “Laten we voor eens en altijd een einde maken aan dat groepje stumpers die de hele opstand verzorgen. Als we hen kwijt zijn is het hele fundament onder die legers vandaan geslagen en zal het niet lang duren voor we overal over heen lopen en de Dark One het voor het zeggen heeft.”
Lucius trekt zijn zwaard en loopt samen met Iscariot richting het begin van de rift die ze hier gemaakt hebben; een scheur tussen twee dimensies.
De Ténébreux geeft opdracht het ritueel te voltooien ten koste van alles en loopt rustig en ijzig kalm achter zijn maten van de Black Hand aan: “Ook een minotaurus en een Demon hunter staan aan hun zijde. De leider van de clan of the sword van Tyr is er ook bij evenals de roodharige vrouw.”, De Ténébreux heeft duidelijk wat informatie doorgespeeld gekregen vanaf het slagveld beneden en is op de hoogte.
Hij weet dat hij weer een treffen zal hebben met diegenen die hem al jaren dwars zitten.
Angst is een begrip dat de Ténébreux al jaren niet meer kent; frustratie is iets wat zich nu veel meer meester van hem maakt en hij weet dat hij dan ook onvoorzichtig wordt.
Angst is er niet, maar ondanks dat een groep als deze de donkere kant van het geloof nooit klein krijgen; hij weet dat ze tot dingen in staat zijn die met de gratie van de Jonge Goden tot stand komen.
De kleine dingen die tot nu toe zijn misgelopen in het zorgvuldige plan van De Ténébreux, zijn veroorzaakt door dit kleine groepje walgelijke figuren en daar zullen ze vandaag voor boeten. Hun bloed zal van de torenmuren aflopen als de Dark Lord voet op aarde zet….

Een kleine 50 meter van het ritueel af, loopt de groep indringers richting de rift tussen de twee dimensies en aarzelen om erdoor te stappen.
Een teleport van binnen de rift naar buiten brengt een hoop risico met zich mee en het redden van Lianne die in het midden van de kring in het ritueel staat word hiermee bemoeilijkt.
Suneair kijkt naar de paarse gloed die de rift afgeeft en zegt dat ze geen andere keuze hebben als erin te stappen.

Het oog van de storm is nu zeer dichtbij en de contouren van een afzichtelijk wezen zijn duidelijk zichtbaar.
“De tijd dringt.”, maakt Valerius nog even duidelijk en stapt als eerste door het paarsachtige gordijn heen dat de poort is tussen twee dimensies.
De rest van de groep volgt en alle magische beschermingen die zij over zich hadden uitgesproken zijn direct opgeheven.
Marcus zingt onmiddellijk een gebed dat zijn zwaard met Heilige Magie versterkt en ook Faladin doet een aantal gebeden naar Astoth om zich voor te bereiden op het gevecht.
In de verte zie je vaag het ritueel, het meisje Liana omringd door occultisten en een oude vrouw.
Veel tijd om te kijken is er niet als links en rechts van de groep de volgende verdediging van het ritueel zich aanmeld in de vorm van twee demons.
Belros en Faladin rennen op de linker af en Marcus pakt de rechterkant.
De rest van de groep splitst zich naar 2 kanten en zijn klaar voor het gevecht dat alle andere gevechten overbodig maakt!

…“De demons zullen niet genoeg zijn om de leiders van The Army of Light te stoppen.
We zullen de confrontatie aangaan en zorgen dat het ritueel tot een goed einde wordt gebracht.”De Ténébreux spoort Lucius en Iscariot nog even aan en de drie anti paladins komen in het zicht van de groep…

Als Marcus en Marianne ervoor hebben gezorgd dat de demons verslagen zijn, kijken zij op en zien de drie donkere paladins dreigend aankomen.
Dit is de situatie waar ze al lange tijd op wachten en de bijna gretig vastberadenheid van Belros en de rest druipt haast van de zwaarden af.
Valerius wijst een ieder er op dat er op het pad naar het ritueel wat vreemde vakken in de vloer zitten: “Wees op alles voorbereid.”, waarschuwt de magiër nog snel voordat hij een magische bal van vuur naar het centrum van de toren gooit.
De vuurbal zal zijn doel echter nooit bereiken, omdat hij onderweg geabsorbeerd wordt; dit zet de waarschuwing van Valerius nog meer kracht bij.

…Lucius trekt twee zwaarden en blijft op een veilige afstand van zijn tegenstanders, de paladins van de Triad.
Iscariot komt door het midden over de vreemde tegels en de Ténébreux neemt de linker kant voor zijn rekening.
Iscariot wacht af en ziet dan de minotaurus op hem af rennen.
Als Faladin dezelfde vreemde tegels betreed als waar zijn tegenstander een paar meter verderop op staat, werpt zich daar een vaal blauw energieveld omheen en zijn de twee alleen. Niemand kan het energieveld in of uit totdat er nog slechts één van de twee duellisten staat.
Iscariot lacht als hij zijn zwaard heft en zegt: “Ik had liever die verwrongen geest van Tormyr tot moes geslagen maar ik ben met een voorvechter van Astoth ook tevreden.”
Faladin geeft een grom, heft zijn zwaard en valt de paladin voor zich aan. Het zal een heldhaftige strijd worden die in de toekomst door vele bards de inspiratie zal zijn voor prachtige strijdliederen.
Ondertussen lijkt het ritueel onverstoord door te gaan.

Marcus die de rechterflank voor zijn rekening heeft genomen, treft de Ténébreux zelf. Zijn ogen priemen door de slit van zijn strijdhelm bijna dwars door De Ténébreux heen. Zelfs De Ténébreux ziet dat Orrimblade dit gevecht met een grenzeloos vertrouwen en een stenen vastberadenheid tegemoet gaat.
Als Marcus zijn zwaard boven zijn hoofd tilt om de eerste klap te geven dan springt zelfs bij de onbewogen en keiharde de Ténébreux heel even een gevoel naar boven dat hij al lang niet meer kende; de angst.
Het zwaard van Marcus draagt de Heilige Cirkel van Torm om zich heen; een witte spiraal die met een grote snelheid om het zwaard heen schijnt te draaien.
Wanneer Torm op deze manier zijn zegen geeft aan een wapen, dan verandert Hij het in een dodelijk wapen tegen alles dat lijnrecht staat tegenover de normen en waarden van Torm. De Ténébreux is zich hier terdege van bewust en waar hij staat versus de normen en waarden van Torm; hij moet dus goed oppassen
De voorman van het leger van Torm dat buiten de muren staat, haalt uit en laat merken dat de Goden van de Triad zeker nog niet buiten spel staan. Door de massieve klap die het nu Goddelijke wapen uitdeelt moet De Ténébreux, compleet tegen zijn natuur in, zonder een klap te geven vluchten en hopen dat hij zichzelf kan verlossen van de immense schade die Marcus hem heeft toegebracht. Hij zet het op een lopen en Marcus zal snel volgen.

Op de andere kant van de toren treft Selhattin de dark knight Lucius.
De kale en donkere paladin fronst zijn wenkbrauwen en gebaart Belros: “Zorg dat het ritueel ongedaan gemaakt word. De tijd dringt, ik zal Lucius wel bezighouden….GA!”
Belros zet zijn zwaard met de punt op de grond en in een fractie van een seconde is hij verdwenen om bijna op hetzelfde moment achter de Shadout tevoorschijn te komen.

Hij volgt meteen met een haal naar de Shadout, die de leiding van het ritueel direct overgeeft aan een donker figuur in de ring van occultisten.
In het midden van de kring ligt het jonge meisje Liana, ogenschijnlijk buiten bewustzijn.
Voordat de heks voor Belros iets kan doen, verandert hij in een geestachtige verschijning en geeft Destrin opdracht weg te lopen als hij ziet dat de Shadout een aantal elementals oproept.
Belros drijft als een geestachtige, mistige verschijning zonder moeite naar de donkere occultist toe die nu de leiding over het ritueel heeft. Zonder dat de occultist hem kan raken, begint Belros op hem in te hakken.
De klappen die de occultist krijgt komen hard en zwaar aan, maar het lijkt of de opdracht om het ritueel af te ronden waardevoller is dan het beschermen van zijn eigen leven.
Wanneer Belros in zijn ooghoek Valerius, samen met Marianne, ziet verschijnen weet hij dat het gaat lukken. De occultist voor hem zal het geen twee klappen meer volhouden en dan zal het ritueel verstoord zijn.

Marcus heeft De Ténébreux goed bij kunnen houden tijdens de vluchtpoging en treft hem voor de tweede keer. Marcus vol vertrouwen en de Ténébreux iets minder.
Ook in de tweede confrontatie regeert Torm en de Dark Lord, die op het punt staat de wereld te betreden, helpt zijn volgeling duidelijk niet.

Een wisseling van slagen die in het voordeel van Marcus uitvallen, resulteert uiteindelijk in een op de grond vallende De Ténébreux.
Als Marcus de genadeklap wil geven en zichzelf en de wereld wil verlossen van deze verpersoonlijking van het Kwaad, gebeurt datgene dat al eerder gebeurde bij De Ténébreux; door een magische beschermingsspreuk verdwijnt de Anti Paladin.

Schreeuwend van frustratie blijft Marcus achter en kijkt richting de cirkel van het ritueel als hij Valerius Lianne met zijn wand of telekinesis uit de kring ziet tillen.

Iscariot heeft de minotaurus geveld en neemt snel de situatie om hem heen op.
Op links ziet hij dat Lucius de donkere paladin van Tyr heeft verslagen maar nu moeite heeft met een aantal andere leden van de Army of Light. Na wat rake klappen ziet hij Lucius Vasilis plotseling verdwijnen.
Achter hem komt een satanisch hoofd uit het oog van de storm door de uiteen gedreven wolken naar beneden, richting het meisje dat onderweg is naar de magiër.
De magiër, Valerius, pakt Liana en Suneair vast, spreekt vliegensvlug een teleport uit en is verdwenen. Waarheen is niet belangrijk hij is weg met het meisje en dus kan het ritueel niet worden vervolgd.
Iscariot ziet zijn rijdier op dat moment achter de leeuw van de Voice van Astoth aanrennen, dwars door de cirkel van occultisten waar Lianne, het offer in het midden hoorde te liggen. Iscariot geeft een mentaal commando aan het beest en roept hem bij zich.

Destrin merkt dat zijn belager een andere kant opgaat en maakt een bocht en valt samen met zijn meester, de cultleider die aan het hoofd van het ritueel stond, aan. Deze ontvangt de gepaste straf; de doodstraf.

Iscariot klimt op zijn rijdier en kijkt naar boven.
De wolken imploderen en een enorme zuigkracht naar boven zal spoedig volgen.
Hij spoort zijn Hellcat aan en rijdt naar de andere kant van de toren om te vluchten.
Hij realiseert zich dat hij het laatste lid van de Blackhand is, hier op de toren.
Belros rijd hem tegemoet maar de twee paladins weten allebei dat het binnen enkele ogenblikken hun dood zal betekenen, wanneer ze hier blijven en dus rijden ze ieder hun eigen weg. Marcus staat dicht bij de rift en heeft het met de demon hunters redelijk makkelijk om weg te komen.
Het lukt hem zelfs om de lichamen van Selhattin en Faladin mee te nemen.
Belros is nog even niet van de irritante Shadout af en moet nog een paar magic missiles en andere vervelende blasts incasseren voordat hij weg komt.
De kracht en snelheid van Destrin zijn in deze de redding van de paladin die de zuigkracht van de imploderende, van pijn schreeuwende lucht amper kan trotseren.
De kwaadaardige Shadout redt het een paar ogenblikken later ook niet meer en met een krakende schreeuw wordt ze weggezogen in de scheur tussen de dimensies, hoog in de wolken, waar ze de paladins van het licht nog van alles toewenst.
Het kasteel begint te vervagen en in te storten en iedereen baant zich een weg naar buiten.

Iscariot is via een weg aan de andere kant van de toren op tijd beneden gekomen het was een vluchtweg die gemaakt was om eigenlijk niet te gebruiken.
Buiten neemt hij plaats op een heuvel met wat bebossing om de situatie rondom de burcht te bekijken.
Hij ziet hoe de soldaten van The Army of Light de laatste humanoids verslaan en de humans die zich overgeven, gevangen nemen. De demons en slaadi zijn gelijk met het kasteel verdwenen.

Hij ziet hoe Marcus en Belros het slagveld betreden en worden onthaald met een luid gejuich uit de Army of Light.
De schade lijkt mee te vallen onder de Triad en Iscariot weet dat hij en de Blackhand hebben gefaald in hun missie, hun queeste, om The Dark One naar de wereld te laten terug keren.
Hoeveel voorbereiding en hoeveel tijd zal er nodig zijn om alles weer bij elkaar te krijgen.
Wanneer is de stand van de maan en sterren weer zo gunstig? Hij weet het niet, waar zijn Lucius en de Ténébreux? Zijn ze dood? Hij moet bijna kotsen van dat wat hij voor hem ziet en rijdt weg.
The Army of Light, The Triad, Orrimblade, de magiër van Azuth, de Voice van Astoth, allemaal heeft hij ze onderschat, hij weet het maar is te trots om het toe te geven.
De slag is verloren maar de strijd niet, hij rijdt richting de horizon waar spoedig weer de zon zal opkomen en denkt aan hoe het zou moeten zijn maar niet is geworden.
 

Intermezzo XVIII

 
De loodzware balk waarmee Marcus en zijn vrienden zojuist de enige toegang naar het platte dak van de gigantische toren hadden gebarricadeerd, drukte enkele lange, donkere splinters door de maliënringen van zijn stalen handschoenen.
De splinters prikten ongenadig door het eeltige vlees van de paladijn zijn handen en herinnerden hem eraan dat onder ieder harnas altijd zacht vlees zit.
Marcus besefte voor één seconde hoe wanhopig sterfelijk hij eigenlijk wel niet was.
En toch, stond hij hier, nu, in al zijn sterfelijkheid, op een plek waar het Lot van de hele wereld zou worden bepaald.

Elders op het dak van de toren, klonk zo nu en dan het monotone gezang van het Apocalyptische ritueel door. Het gezang werd echter vooral overstemd door de continue ruis die de beukende regen op de vloer veroorzaakte.
Een klein groepje stervelingen stonden tussen hen die een oeroude God terug wilden halen naar deze wereld. Als deze God definitief zijn entree in de wereld kon maken, waren zelfs de Goede Goden, waar Marcus al van kinds af aan zijn leven aan toegewijd had, niet langer veilig.
Wanhopig keek hij naar de Hemel, alsof hij juist nu een teken verwachtte van zijn Torm, zijn God, zijn Leven. Het enige dat zijn blik vond was duisternis, veroorzaakt door de dikke, dreigende en zwarte onnatuurlijke wolken.

Een felle bliksemschicht verlichtte het tafereel voor een moment in een bleek schijnsel.
Hier stond hij, met zijn vrienden in een ongenaakbare regen, die binnen een mum van tijd zelfs de warmste ziel tot op het bot verkleumde. In dit licht zag iedereen er wanhopig uit.
Terwijl het stervende licht langzaam de omgeving weer in duisternis hulde, keek Marcus in de richting waar hij laatst het gezang had gehoord.
In de verte zag hij een aantal afgebroken pilaren die in dit bleke licht veel leken op de gebroken tanden in een gigantische afzichtelijke bek.
In de bek stonden vijf figuren in een halve cirkel.
Van deze afstand kon hij niet zien wie deze personen waren, maar Marcus durfde wel te stellen dat de leden van The Black Hand hier zeker vertegenwoordigd zouden zijn.

Marcus keek opzij en zag dat zijn goede vriend Belros ook geconcentreerd in de richting van de stenen muil tuurde.
Alsof Belros de gedachten van Marcus had gelezen, zei hij: “Volgens mij staan die lui van The Black Hand inderdaad daar en zijn ze met het ritueel bezig. Lijkt erop alsof een kleine vrouw het ritueel leidt.”
Marcus knikte een korte bevestiging en keek langs de paladin van Astoth naar Valerius, de magiër die inmiddels ook al een aantal keren de Paladins! uit een hachelijke situatie had gered.
Gebiologeerd stond de machtige tovenaar naar de hemel te kijken. De gespannenheid van de magiër was bijna voelbaar.

“Wat is er Valerius? Komt het gevaar soms van boven?”, Valerius schudde zijn hoofd in ontkenning op de vragen van Marcus en wees langzaam naar de hemel.
“Nee, dat niet. Maar het is niet goed.”, de ijzige kalmte in Valerius’ stem deed nu iedereen omhoog kijken, de inktzwarte duisternis in.
Toen enkele seconden later weer een bliksemflits het firmament verlichtte, zag iedereen waar de magiër op doelde.
Alle wolken waren inmiddels opeen gepakt tot één gigantische askleurige wolk, die recht boven het kasteel hing. In het centrum van de wolk, ongeveer boven de plek van het ritueel, was een oog ontstaan zoals je dit ook ziet bij een storm of een tornado. De randen van het oog van de storm leken van binnenuit verlicht te worden met een onaards paars licht.
Alsof dit op zich al niet verontrustend genoeg zou zijn, jaagde de vorm van de wolk iedere gewone sterveling angst aan.
De wolk had een figuur aangenomen. Zo gedetailleerd dat dit eigenlijk niet meer als een toeval der natuur aangerekend kon worden. Een monsterlijk en afzichtelijk figuur dat geen enkel individu de laatste paar honderd jaar heeft mogen aanschouwen.
En dat is logisch ook want ieder normaal mens zou spontaan gek worden wanneer hij dit wanstaltige wezen zou moeten opnemen met zijn gezonde verstand. Het menselijk brein is gewoonweg niet gemaakt om zo een monstrositeit te verwerken.

Een gevoel dat Marcus sinds zijn kinderjaren niet meer gekend had, nam even bezit van hem. Hij voelde de kou door zijn lichaam slaan en begon spontaan te beven.
Wanhopig en sterfelijk; bang. Vlug keek Marcus om zich heen naar zijn genoten hier op het dak. Hij was ervan overtuigd dat hij bij al zijn vrienden hetzelfde op de gezichten kon lezen; angst! Volslagen irrationeel, want het geloof in Torm was toch zo rotsvast dat hij geen enkele vorm van angst zou moeten kennen.
Snel prevelde hij een gebed voor mentale kracht aan Torm en voelde een soort van vonk boven zijn wenkbrauwen. Deze vonk vulde hem met warmte; warmte van Torm. De warmte verdreef het gevoel van wanhoop en angst bijna onmiddellijk. Alleen het gevoel van sterfelijkheid bleef even iets langer rondhangen, voordat dit ook naar de achtergrond werd verdreven.
“Onze Goden waken ook nu, in ons donkerste uur, over ons. We hebben een missie. En die missie ligt hier verderop op het dak van deze toren.”, de woorden van Marcus leken ook de anderen te sterken en hij zag zijn vrienden bevestigend knikken of instemmend grommen.

“Die paarse gloed bevalt mij niet.”, sprak Valerius afwezig. “ Dan moet je er wat aan doen.”, gromde Belros. De magiër keek Belros voor een fractie van een seconde geïrriteerd aan en ging toen verder alsof hij niets gehoord had: “ Het lijkt nog het meeste op een portal. Maar dan wel één die naar een andere dimensie leidt.”, hierna keek hij vragend naar Marcus.
De demonhunter antwoordde: “Het is inderdaad een doorgang naar een andere dimensie. Ik heb ze in het verleden wel eens gezien wanneer ik occultisten op heterdaad betrapte als zij een demon probeerden op te roepen. Maar zo groot en gigantisch als dit heb ik het nog nooit gezien. Het lijkt wel een scheur, een soort rift tussen twee dimensies. Het is ondenkbaar dat je zo’n grote rift kunt maken. De energie die hiervoor nodig is, is op deze wereld niet te vinden. Waar zou zo’n portal mee gevoed moeten worden?”
Valerius keek nog steeds naar de plek waar de groep eerder het oog van de storm in de bliksem hadden gezien. Inmiddels was de hemel alweer aardedonker. Toen beantwoordde hij afwezig de vraag die Marcus min of meer hardop in zichzelf had gesteld: “Met het bloed van een God.”

Een volgende bliksemflits dompelde het tafereel op het dak van de gigantische toren weer in een vaal licht. In het midden van de halve cirkel zat inmiddels een kleiner figuur geknield. Voor dit figuur ketste het koude licht van de bliksem op een aantal zwevende, metalen ringen.
Boven de regen en de storm uit hoorden de Paladins! een krakerige, vrouwelijke stem die duidelijk het voortouw had genomen in het ritueel.
Het leek erop dat het ritueel binnen enkele minuten zijn duistere en desastreuze voltooiing zou vinden.

“Het bevalt me niets dat we verder niets van bewaking zien of zo.”, gromde Belros. Hij keek naar Destrin alsof zij hem een antwoord kon geven. De leeuwin gooide haar kop omhoog en snoof enkele keren amechtig door haar neus. Vervolgens keek ze haar baas even aan en richtte haar blik weer naar de duisternis waar even ervoor de bliksem iets van het ritueel had laten zien. “Hmm,”, bromde Belros, terwijl hij in dank de leeuwin even op haar kop krabbelde.
“Destrin ruikt wel degelijk mensen dichter in de buurt. Maar door de regen en de storm kan ze niet goed plaatsen hoeveel mensen het betreft en waar ze precies zijn.”
“Maar één manier om dat uit te vinden, hè?”, sprak Mary de cambion demonhunter.
Als in antwoord zette zij een aantal stappen naar voren tussen de pilaren die links en rechts een soort pad naar het centrum baanden; het centrum waar het ritueel zijn afronding naderde.
In reactie hierop leek de wind aan te zwellen, alsof de Natuur zelf zich tegen deze groep vechters voor het Licht wilde keren.
De overige paladins volgden de cambion en doken met hun gehelmde hoofden in de wind.

Marcus voelde zich nog steeds, net als de anderen, sterfelijk. Het maakte echter niemand meer iets uit. Dit was hetgeen waarvoor ze op deze wereld waren gezet; aan iedereen tonen dat de Goden aan wie zij alles dankten, altijd zouden overwinnen. Zij waren allen de instrumenten van deze Goden en nu, in deze donkerste tijd was het als geen andere tijd het moment om te laten zien dat er geen ruimte meer is voor Oude Goden. En als je voor het bewerkstelligen van dit doel je aardse leven moest offeren, dan was dat zo. Belangenloos en onvoorwaardelijk. Zo stapten de Paladins! hun Lot tegemoet…

 

Dood doet Leven

 
Ze was niet in haar element. Nog één keer probeerde zij door dimensies te stappen, weg van hier. Weg van deze deathzone, waarin geen magie kon ontvlammen. Nimmer had zij zich zo incompleet gevoeld als nu. Krachten die tot een minuut geleden nog zo vanzelfsprekend leken, waren nu verdwenen en hadden een reusachtig gat geslagen in het onderbewustzijn van de cambion. Waar Valerius en de andere humans in haar gezelschap verschrikt om zich heen keken omdat zij zich niet meer tot hetzij ingestudeerde krachten, danwel door Goden geschonken krachten konden wenden, daar van Mariander een deel van zichzelf kwijt. Vanuit de gang voor haar klonken duivelse kreten, nagels op steen, verderf was in aantocht. Gefrustreerd moest Mary Truthseer terugpakken naar meer aardse oplossingen. Ze laadde haar kruisboog en legde aan voor een zuiver eerste schot.

Niet veel later kwamen de eerste tegenstanders in haar vizier. Groteske monsters met twee paar armen, magere duivels met immense demonische bekken. Mary loste haar eerste schoten, herlaadde en had nog voordat haar lotgenoten konden reageren al vier pijlen succesvol afgevuurd. Waar een normaal mens geveld zou zijn met één, hooguit twee schoten, liepen de vierarmige monsters door alsof de pijlen hen vrijwel niets deden. Geen aarzeling mogelijk en Mary herlaadde opnieuw en legde aan. Echter, door haar vizier zag zijn de schimmen van haar ploeggenoten, die stuk voor stuk op de monsters afstormden. Aan haar linkerflank zag zij hoe de Calimshite, Selhattin, geen moment had getwijfeld en met getrokken kromzwaarden op het eerste het beste monster afstormde. In een flits werd het vizier van Mary’s kruisboog volledig gevuld met het langs stormende lichaam van Faladin. De minotaur had een van zijn befaamde bull-rushes ingezet en stormde razendsnel op een van de abominaties af.
Slechts een tel van een seconde had Mary oogcontact met een van de duivelse screamers. Terwijl het monster zijn bek verder opensperde dan mogelijk, was voor Mary de tel van een seconde voldoende geweest om haar tweede salvo van bolts af te vuren.

 

Mariander’s pijlen schoten hem om de oren maar het maakte hem niets uit. Selhattin was altijd een man van simpele keuzes geweest, doen of sterven was zijn motto. Door de jaren heen had de leidsman een meer genuanceerde mening verworven, maar in situaties als deze was er geen tijd voor interne discussies of afwegingen. De Calimshite stond oog in oog met een reusachtig vierarmig monster en iedere klap die Selhattin uitdeelde kwam drie keer zo hard terug. Honderden gevechten had hij geleverd, de meesten in naam van Tyr, sommigen in naam van de Triad. Maar, slechts weinige keren had Ben Ibdi de dood zo in de ogen gestaard als tegen zijn huidige tegenstander. Met machtige houwen, die de meeste eiken hadden doen vellen, sloegen de twee vechters op elkaar in. Bloed droop van zijn zwaard en lichaam, het bloed van de tegenstander vermengd met dat van hemzelf. Uit alle macht sloeg Selhattin zijn kromzwaard tegen de borst van het monster. En hij voelde iets wat hem volkomen onmogelijk had geleken. Het geluid van een zwaard dat met een slag impaired raakt, trilde tot diep in zijn botten door. Hoewel het zwaard nog intact leek wist Selhattin dat zijn trouwe magische slagijzer voor eeuwig uit balans zou zijn.

 

Terwijl Selhattin en Faladin de rechterzijde van de gang bevochten creëerden Marcus en Belros een buffer om de toegestroomde vijanden vanaf de linkerkant tegen te houden. Schouder aan schouder baanden de twee paladins zich een weg door de tegenstanders. Beiden op hun eigen manier, Marcus gebood de outsiders terug te keren naar hun onreine thuisgrond, terwijl Belros met harde hand het recht van Astoth liet spreken.

 

De volgeling van Ilmater luisterde. Eindelijk had hij rust gevonden, op de schijnbaar meest onwaarschijnlijke plek op Abir Toril, dacht hij bij zichzelf. Drahan luisterde naar de gevechten aan zijn linkerzijde. Hoe Selhattin’s bloed op de stenen tegels van dit duivelse complex spatte. Hoe Faladin zich instinctief, in deze leven op dood situatie, meer als beest dan als mens ging gedragen. In de verte horode hij de kreten van Belros en Marcus terwijl zij keer op keer de strijd aangingen met de abominations en outsiders die hen geloofspad in de weg stonden. Vlak achter hem klonk de krachtige wijze stem van Valerius die commando’s gaf aan zijn Staff of the Blood Troll. Hij luisterde, maar het enige geluid dat zijn aandacht trok was het aanzwellende geluid van zijn noodlot, vanuit de ruimte beneden aan de trap die leidde naar de deathzone waarin hij nu stond. Drahan zag in de aanstormende menigte niet een potentieel einde van zijn leven. In tegendeel, voor hem stond de culminatie van alles waar hij in zijn leven voor had gestreden, gebeden en geloofd. De razende gezichten van de op bloed beluste tegenstanders zag hij niet. In plaats hiervan keek hij voorbij de massa, want achter in de ruimte, net voorbij de ingang zag hij zijn lot. De plek waar Ilmater hem zou ontmoeten. Drahan had zijn plaats in de geschiedenis verworven, ongeacht de uitkomst van de missie van zijn lotgenoten. Ilmater had zijn lot bepaald en het lot bracht hem hier. Hier, waar hij de massa zou tegenhouden, zodat de Triad zou overleven. Drahan richtte zich voor een laatste gunst tot Ilmater. Op commando verscheen de celestial bear. Zij aan zij zorgden zij voor een veilige doortocht van de overige ploeggenoten. Na tientallen vijanden te hebben verslagen vond Drahan dat de beer haar missie had vervuld en gebood het nobele dier terug te keren naar haar plane. Niet veel later vond Drahan, The High Suffering Broken One, de dood. Hij was eindelijk thuis.

 

Nadat Marcus de laatste screamer velde en Selhattin en Faladin korte metten hadden gemaakt met hun tegenstanders liepen de lotgenoten dieper het complex in. Doordat Drahan zijn lotsbestemming had vervuld waren de paladins in staat om hun missie te vervolgen.
De groep snelde door de gangen tot plotseling een tweetal anti-paladins roet in het eten wilden gooien. De verachtelijke backstab, een ware paladin onwaardig, bleek niet voldoende om de groep te verrassen en niet veel later waren de anti-paladins terecht gesteld. Terwijl de groep voort snelde checkte Mariander snel de twee anti-paladins op informatie. Twee potions rijker holde ze achter de vooruit gelopen groep.

De groep was inmiddels aangekomen bij een brug waar zij oog in oog stonden met een aantal soldaten van The Dark Army. Terwijl Marcus, Faladin en Belros naar voren liepen en de tegenstand vakkundig onklaar maakten, viel er onverwachts een portcullis aan het begin van de brug naar beneden, waardoor de groep in tweeën gesplitst werd. Faladin en Marcus werden vrijwel direct aangevallen door verscholen anti-paladins. Echter, net zoals hun medestrijders een aantal gangen eerder bleek de kracht van de Triad ook voor deze ritualisten te sterk.

De soldaten die inmiddels dood en bloedend aan de stenen brug waren toevertrouwd bleken een grote toegangsdeur te beveiligen. Een deur die vanaf de brugkant niet te openen leek. De Dark Army had zijn best gedaan om het ritueel af te schermen, zoveel was duidelijk.
Mary had, sinds ze in de deathzone was terecht gekomen, meer dan ooit de behoefte haar natuurlijke magische gaven uit te oefenen. Via een inerte dimensional door naar de andere kant van de deur, tipte zij de balans weer in het voordeel van de paladins. Iets verder de gang in vond Mary aan het begin van een schier eindeloze wenteltrap, een hendel waarmee de deur geopend kon worden. Met alle kracht die haar was gegeven kon de cambion de hendel niet in beweging krijgen. Op hoop van zegen nam ze een flinke teug van één van de potions die ze op het lichaam van de anti-paladins had gevonden. De Goden waren werkelijk met haar toen ze de kracht van de Bull Strength door haaraderen voelde stromen. Uit alle macht haalde zij de hendel uiteindelijk naar beneden waardoor de deur langzaam maar zeker opensloeg.

De paladins renden zo snel als mogelijk de wenteltrap op, omhoog naar het dak. Eenmaal bovenaan de trap aangekomen stonden zij wederom voor een letterlijk dichte deur. Wat een keer werkt, moet ook twee keer werken zal Mary gedacht hebben, want opnieuw gebruikte zij haar door ras gegeven krachten om via een dimension door voorbij de barrière te komen. Bliksem en regen bleken het dak te terroriseren. Door de niet aflatende lichtflitsen zag Mary in de verte een grote groep occultisten. Voor zover ze van deze afstand kon zien stonden de occultisten in een grote cirkel. Ze was er zeker van dat het ritueel al in volle gang was.
Snel tilde de cambion de eikenhouten balk die de deur gesloten hield voor de rest van haar ploeggenoten. Een voor een stapten de paladins het onheilspellende weer in. Nadat de laatste paladin vanuit de deur door het dak op stapte, sloot Marcus de deur en plaatste de houten balk terug in de daarvoor bestemde haken. ‘Niemand verlaat dit dak voordat dit over is.’ sprak hij. En de lotgenoten stemden zwijgend toe.

 

Into The Castle of Darkness

 
De groep daalde de trappen weer af om naar de kelder van de toren te gaan op zoek naar de geheime deur die zou leiden naar het kasteel waar naar alle waarschijnlijkheid het ritueel zou worden gehouden. Zelfs van binnen de toren kon de groep buiten de regen op de muren horen beuken. Even later bereikte de groep de kelder en begon men deze te doorzoeken op geheime deuren of luiken.

Al gauw had Marcus een aantal vloertegels die hol klonken wanneer er op geklopt werd. Maar hoe kon men naar de ruimte eronder komen? De hele kamer werd onderzocht, de kisten werden heen en weer geschoven, op muren werd geklopt maar niets mocht baten. Op een gegeven moment werd een aanwijzing gevonden bij de muur aan de ingang van de kelder: het volledige alfabet in stenen druktoetsen was in de muur gezet. Waarschijnlijk door het correcte woord in te toetsen op de muur zouden de stenen tegels openen en de toegang verschaffen. Maar wat was nu het juiste woord?

Terwijl Marcus woorden aan het intikken was (en er steeds maar niets gebeurde) liep Suneair naar de voet van de trap waarlangs de groep omlaag was gekomen om naar de kelder te komen. Ze wilde hier wacht houden en de groep waarschuwen indien er onverwachts bezoek omlaag zou komen. Opeens viel haar oog op een metalen plaatje dat aan de zijkant van de onderste traptrede was bevestigd. Hierop was het volgende te lezen:

It cannot be seen, cannot be felt,
Cannot be heard, cannot be smelt.
It lies behind stars and under hills,
And empty holes it fills.
It comes first and follows after,
Ends life, kills laughter.

Suneair bracht dit gedicht over aan de groep en zij ging weer terug om haar post bij de trap weer in te nemen. Dit gedicht zou de clue moeten geven welk woord zou moeten worden in getoetst op de muur. “Ha! Ik weet het!”, riep Valerius ineens uit, “Het woord is Darkness”. “Dan mag je dat dan wel snel intikken!”, riep Suneair vanuit de gang, “Want ik hoor gestommel op de trap. We hebben bezoek!”. Snel werd het woord ingetoetst en hoorde de groep een luidde klik! De toegang was geopend. De deur naar de kelder werd gesloten en snel renden de helden naar opening in de vloer om één voor één omlaag te klimmen. Toen de laatste omlaag was geklommen en de tegels weer waren gesloten, werd de deur naar de kelder open gesmeten.

Eenmaal beneden aangekomen staat de groep in een lange gang die uiteindelijk zou eindigen in een dubbele deur. Op deze deur waren drie draaischijven verwerkt. Door deze drie schijven één voor één te draaien, verschenen drie tekens naast elkaar. Snel pakte Suneair het stukje perkament dat ze gevonden had in de zakken van één van de conjuristen waarop in een tekening deze gang was getekend en de deur waar de groep nu voor stond. Bij de deur op het stukje papier waren drie tekens naast elkaar getekend; een halve maan met de opening naar rechts, een ster met vijf punten en een halve maan met de opening naar links. De draaischijven op de dubbele deur werden vervolgens zo gedraaid dat dezelfde drie tekens tevoorschijn kwamen en wel in die volgorde die op het stukje perkament was aangegeven. Met een luide klik sprong één van de dubbele deuren open.
De helden trokken verder een bredere gang in en stuitte niet kort daarna op een groep in in zwarte mantels gehulde figuren die rondom een bassin stonden. De donkere figuren trokken hun wapens en hierop schoot Marcus en Faladin naar voren om terug te slaan. De eerste figuren waarmee Marcus in gevecht raakte werden gemakkelijk neergeslagen. Te gemakkelijk, want één van de achterste figuren liep naar de muur toe en haalde een hendel over. Plotseling viel de vloer weg onder de voeten van Drahan, Destrin, Valerius, Marian en Suneair. Allen wisten ternauwernood deze val te ontwijken op één na. De trouwe metgezellin Destrin stortte met een luide brul in het diepe gat. Belros, die een telepathische link had met de leeuwin, voelde direct dat Destrin zwaar gewond op de bodem van het diepe gat lag.

Valerius, die samen met Suneair en Drahan de val hadden ontweken door terug te springen en nu aan de andere kant van het gat stonden dan de rest van de groep, haalde uit zijn gewaad een steentje. Vervolgens sprak hij daar een light-spreuk op uit en gooide vervolgens dit steentje omlaag het gat in. Als ware het een vuurvliegje daalde het steentje met een bloedgang in het gat omlaag om vervolgens heel diep beneden terecht te komen op de bodem bij de zwaar gewonde leeuwin.

Vervolgens haalde Valerius uit de holster bij z’n riem de telekinesis wand tevoorschijn en richtte dit op de leeuwin die van zo’n afstand bijna een stipje was en sprak het command-woord uit. Langzaam steeg Destrin omhoog. Ondertussen had Faladin, die Belros in paniek langs de rand van de put had zien lopen, een spreuk uit gesproken. “Ga haar maar halen, Belros, ze heeft je hulp nu meer dan ooit nodig!”, en gaf hem een zetje. Belros schreeuwde het uit toen hij over de rand van de put viel, maar vervolgens tot zijn verbazing bleef zweven en zelfs kon lopen op de lucht! Het duurde niet lang of Belros liep zigzaggend omlaag om Destrin, die door de telekinesis straal langzaam omhoog steeg, ergens halverwege op te vangen. En inderdaad duurde het niet lang of Belros was op dezelfde hoogte als Destrin halverwege in de put en kon hij haar weer healen middels een lay-on-hands.

Inmiddels was het gevecht aan de andere kant van het gat volop aan de gang. Het figuur dat de hendel had overgehaald had inmiddels een nieuwe verrassing voor de groep helden in petto. Hij begon te chanten en opeens kwamen er uit beide muren vier stenen figuren tevoorschijn. Deze begonnen alles wat in hun weg stonden neer te slaan, ook de figuren die nog in leven waren. Marian en Marcus zagen direct dat dit outsiders waren en weldra begon Marian als eerste te turnen, maar helaas mislukte haar eerste poging hiertoe.

Marcus was meer succesvol en het lukte hem in één keer twee figuren te turnen. Inmiddels was Selhatin vol in gevecht samen met Faladin tegen een van de stenen monsters. De voorvechter van Tyr had geluk aangezien Faladin de meeste van de zware klappen moest opvangen. Een tijdje leek het alsof beide paladins het stenen monster niet echt schade konden toedoen … totdat plotseling Selhatin het uitbrulde “Feel The Wrath Of Tyr!!!” en met een machtige klap het stenen monster in een keer tot puin sloeg.

Hierna was het gevecht snel over. Ook het laatste stenen monster werd weldra verslagen maar de laatste viel niet, net zoals zijn voorganger in puin neer, maar ontplofte met een luide klap uit elkaar zodat diegenen die om hem heen hadden gestaan, hierdoor werden geraakt. Tijdens het gevecht bleek Drahan succesvol te zijn geweest om een aantal van de wegvluchtende figuren middels een spiritual hammer van afstand neer te slaan.

Weldra konden de helden hun weg vervolgen en het duurde niet lang of de groep stuitte op de tweede encounter. Dit keer werd de groep opgewacht door een drietal figuren, wederom opnieuw gehuld in donkere gewaden, die achter een pot stonden waar vuur in zat. Het middelste figuur had een rode bol in zijn handen. Tijd om iets met de bol te doen had deze niet toen hij op afstand werd neergeschoten door Marian. De bol liet hij uit z’n handen vallen en toen deze de grond raakte brak hij in duizend stukken uiteen. Tegelijk met het uit elkaar spatten van de bol, schoot er een steekvlam uit en deze verdween direct in de vuurpot.

Het vuur in de pot begon opeens op te laaien en uit deze vlammen verscheen een enorme fire-elemental. Dit was niet de eerste keer dat de groep tegen dergelijke wezens had gevochten, maar dit vuurwezen had zeer verrassende aanvallen! Zo was deze in staat van afstand meerdere personen in een kolom van vuur te hullen. Ook was dit wezen in staat van afstand achter een persoon plotsklaps een fireball te laten ontstaan. Met vereende krachten, waaronder een enorme ijsbal van Valerius, waardoor het monster in een keer een stukje kleiner werd, werd ook dit monster snel geveld. Valerius kwam er dit keer niet alleen niet zonder kleerscheuren uit, de magiër was zijn hele gewaad kwijtgeraakt toen hij tijdens het gevecht in een vuurkolom was terechtgekomen. Het flesje met de drie tijddruppels, had de hitte niet kunnen weerstaan en was uit elkaar geknald. De drie tijd druppels was hij voor altijd kwijt en hij wilde er maar liever niet aan denken welke wonderlijke magie hij wel niet met deze druppels had kunnen uitvoeren.

Van een van de gevallen figuren, wiens gewaad min of meer intact was, trok hij diens gewaad aan, om zo in ieder geval niet in z’n nakie verder te hoeven gaan! Verder werd er gevonden: een groene potion (polymorph), een blauwe potion (transform into outsider), een magische oorbel en een zakje met rûnen (dit werd ook wel gebruikt om de toekomst te voorspellen) gevonden.

Even verderop eindigde de gang in een trap die omhoog ging. Marcus ging voorop en opende voorzichtig de deur op een kiertje. Hij zag een enorme hal dat de ontvangst hal van het kasteel moest zijn. De hal was gevuld met figuren, die de grote dubbele deuren links, goed in de gaten hielden, alsof deze op ieder moment kon open barsten… “Hoe komen we hier in hemelsnaam ongemerkt doorheen?” fluisterde Marcus in zichzelf.

Opeens voelde hij een hand p z’n schouders en een bekende stem fluisterde: “Nog niet, het is nu tijd om even te rusten voordat de werkelijke strijd zal gaan aanvangen.” En Drahan gebaarde Marcus omlaag te gaan naar de voet van de trap waar de rest van de groep zich reeds had verzameld. Op zijn handpalm lag een bruine knikker. “Het is nu eerst tijd voor een Heroes feast!” en terwijl hij de knikker in z’n handen fijnkneep en de scherven op de grond gooide, vormde zich uit de scherven een complete eettafel met de heerlijkste spijzen die een ieder zich kon voorstellen. Bij het verbrijzelen van de knikker waren er ook vier muren tevoorschijn gekomen, die de groep afschermde van de buitenwereld. Binnen in deze ruimte was het heerlijk knus. Er waren bedden voor iedereen en door slechts twee uur te rusten was een ieder zo uitgerust alsof een complete nachtrust van acht uur was voorbijgegaan. Spreuken werden ingestudeerd, healspreuken werden uitgesproken en spoedig was de groep klaar om weer verder te gaan, verder het kasteel in. Maar hoe kon de groep ongezien de hal oversteken om aan de bovenkant van de trap aan te komen? Want het was gauw duidelijk dat ergens bovenin het kasteel het ritueel zou gaan plaatsvinden en men moest snel zijn want Drahan voelde dat het ritueel al op het punt stond om te beginnen!

Suneair sprak een invisibility sphere uit waardoor iedereen die in een tien feet radius om haar heen stond, onzichtbaar zou worden. Faladin was te groot en paste niet in deze cirkel om haar heen. Daar had Valerius iets op, hij sprak een invisibility spreuk uit op Faladin en er werd afsproken dat men elkaar aan de bovenkant van de trap weer zou treffen. Zo gezegd zo gedaan en wonderbaarlijk lukte het Faladin en de groep om Suneair heen, ongemerkt de ontvangsthal te doorkruizen en bovenaan de trap te komen. Toen de groep compleet bovenaan de trap stond, werden opeens de invisibility spreuken opgeheven. Dit viel Valerius als eerste op en hij vreesde het ergste. “Marcus”, fluisterde Valerius, “werkt jouw magische zwaard nog?”. Marcus keek verwonderd naar Valerius. “Doe nou maar!” Marcus haalde zijn schouders op en fluisterde op zijn beurt: “Showtime”. Maar er gebeurde helemaal niets! “Precies zoals ik dacht, een dispel magic – zone. We moeten hier snel weg!” siste Valerius. Opeens klonk het geluid van krassende nagels op de stenen muren. “Bezoek”, fluisterde Marcus: “It’s Showtime!”.

 
 
 
 

The Army of Light

 
Na een aantal uren van strijd valt de donkerte in en is er een soort pauze ingelast aan beide kanten van het slagveld in de vallei.
Belros en Marcus zitten tussen een paar rotsen op een kleine heuvel en zien de verlichting van de vijandelijke kampen in de verte.
Marcus hoort iemand achter zich naar boven lopen en kijkt om.
“Faladin, hoe gaat het met de geformeerde troepen op de linkerflank.”
Vraagt de half-elf uit tactische belangstelling.
“het gaat goed, we hebben een unit soldaten uitgeschakeld en een unit met giants zwaar gehavend.
Mede door de hulp van de troepen van Illmater zijn we erin geslaagd de 2 dichtstbijzijnde units zwaar te raken.
Ik kom langs om te vragen of er ook nachtelijke aanvallen worden ondernomen?”
Belros kijkt Marcus aan en geeft de minotaurus antwoord.
“als jij het verantwoord vind en denkt dat je een voordeel uit de nachtelijke uren kan halen heb je daar toestemming voor.
Let wel dat je alleen de 2 gehavende units probeert uit te schakelen en geen nieuwe troepen aanvalt.
We moeten van de volgende units en eskaders eerst weten wat ons daar te wachten staat.
Valerius is ook de battle mages aan het hergroeperen zodat deze bij de voorste linies van Torm zullen staan om de magic-users van de andere zijde te kunnen herkennen, ze kunnen dan eventueel de spreuken counteren of units van afstand schade toebrengen voordat de grond troepen er heen gaan.
Succes.”
Faladin kijkt naar zijn leider en legt zijn hand op zijn schouder en knikt.
“we zullen zorgen dat de gehavende units de nacht niet zullen overleven, morgen zal de regen stoppen en zullen de goden met ons zijn”
belros en Marcus kijken de minotaurus wat verbaasd aan.
“geloof me maar, Hedwig is onze steun en toeverlaat in de wildernis en die heeft het voorspeld.”
Als de minotaurus met zware stappen weg loopt kijkt Marcus hem na en zegt.
“nou als Hedwig het zegt zal het wel zo zijn ??”
belros kijkt Marcus aan en de 2 schieten wat in de lach en hopen dat Faladin gelijk krijgt.

De volgende dag breekt aan boven de horizon word het langzaam licht en de pik zwarte wolken van de laatste dagen lijken ruimte te moeten maken voor de zon.
“bij Astoth ! Faladin krijgt gelijk.”
Belros loopt over het veld op Destrin om iedereen te voorzien van de laatste instructies en ziet dat de troepen een duidelijke opleving krijgen omdat het binnen enkele minuten droog blijkt te worden.
Marcus,Valerius en Sunair sluiten zich weer aan bij het regiment of the steadfast council van Torm dat als een rots in de branding in het midden van het slagveld staat.
Een nachtelijke aanval van de troepen van de Tenebreux hebben weinig schade gedaan omdat de vechters van Torm een goede nachtelijke bewaking hadden staan die in deze niet overbodig was.

Als Belros de linkerflank nadert dan ziet hij in de verte al de minotaurs staan.
Ze hebben woord gehouden en de 2 units die beneden in de valei stonden zijn verslagen en opgeruimd.
De troepen van Astoth zijn weggehaald en naar rechts verplaatst dus Faladin krijgt nu hulp van een paar demon hunters en Belros zelf blijft ook bij deze unit die uiterst links staat om deze flank te dekken en te zorgen dat er niemand word ingesloten.
Als de zon echt doorbreekt is dat voor Marcus het sein om de army of light aan te sporen op te rukken en het volgende stuk van de vallei in handen te krijgen.
Als een van de mages een straal van ijs de lucht in schiet vanuit het midden die de vorm van een zwaard aanneemt en daarna verdampt in het zonlicht is er een gejuich uit alle troepen van de triad, dag 2 is begonnen.
De Regiment of the Steadfast Council heeft op dag 1 wat schade opgelopen maar doet het met de mages en de ondersteuning van de priesters van Illmater zeer goed.
Marcus voert de troepen goed aan en kan de verliezen beperken.
De mages onder leiding van Valerius die hebben hun handen vol aan outsiders die vliegend spreuken gooien en daarom voor de grondtroepen bijna niet te bevechten zijn.
De firebowls en icestorms vliegen over en weer en ook nu is de army of light zeer georganiseerd en doel treffend.

“Onze” silver dragon komt ook goed van pas om alles wat vliegt te lijf te gaan en verzwakt zo nu en dan wat grondtroepen met zijn verlammende adem.
De “holy armor of just en de holy hammer” van Tyr hebben het zwaar op de rechterflank.
De Holy Hammer is terug getrokken naar een unit van Illmater om te healen en de army of just heeft te kampen met grote velden darkness waar op goed geluk wat pijlen in worden geschoten.
De warriors of suffering hebben hier ook last van en kunnen weinig doen zolang de darkness hun het zicht ontneemt, dus ze besluiten de rechterflank maar te verdedigen om insluiting te voorkomen.
Op links zijn bijzonderheden, outsiders komen over de heuvels lopen en daar achter een unit van een 20 tal donkere elven.

De demon hunters zeggen de minotaurs te wachten en als de outsider in zicht is beginnen de 2 deze toe te spreken met een verhaal wat hij duidelijk niet prettig vind.
Het wezen met 8poten verdwijnt zo snel als hij was gekomen.
De elven blijven staan en dan besluiten de minotaurs niet meer te wachten en de aanval in te zetten.
op rechts blijft het met de darkness velden vervelend maar niet echt gevaarlijk tot nu toe.
Sommige pijlen salvo’s komen duidelijk door aan het geschreeuw te horen en echt harde aanvallen van de troepen van de Tenebreux zijn er ook niet.
In het centrum gaat de steadfast gauntlet door met het aanvallen van grondtroepen en hebben de Demon hunters hier nu al hun dienst bewezen door 3 van de 4 vliegende outsiders weg te sturen naar hun homeplain.
De minotaurs hebben de unit “darkelves” snel uitgeschakeld zonder verliezen en trekken zich terug met de demon hunters om de eventuele volgende aanval op de flanken af te slaan.

The clan of the sword heeft het links in de vallei druk maar staat niet onder druk, samen met het eskader van Astoth wat onder leiding van Skylar staat hebben ze de boel goed onder controle en de aanvallende troepen van elite vechters en wat humanoids worden door de 2 units goed bevochten.

Mede door de ondersteuning van de stenen gooiende priesters van Illmater word hier goed samen gewerkt.

De laatste troepen van de Tenebreux die hier nu nog staan worden later door de minotaurs en de troepen van Skylar uit elkaar geslagen en een stuk vallei is hiermee weer in handen van de Army of light.

Er ontstaat een ruimte op het slagveld tussen de 2 legers.
Aan beide kanten word gehergroepeerd en worden verschillende units weer bij elkaar gebracht.
Deze kleine pauze is een mooi moment voor de paladins om er van tussen te gaan en naar de toren achter de burcht te gaan waar het grote ritueel gaat plaatsvinden.
Destrin rent over het veld en Selhattin word op de hoogte gesteld van het plan.
Faladin heeft het ook in de gaten en vertrekt alleen richting de regiment of the steadfast council waar Marcus en de rest op hem wachten.
Valerius is degene die het plan voor vertrek gaat uitvoeren via een teleport en de teleport stone in de tempel van Astoth zullen we met een man of 10 bij de toren moeten komen.

Op een afgesproken plek verschijnt een half uur later de lichtgevende portal waar Valerius door heen stapt.
Iedereen die mee zal gaan naar de toren om het ritueel te stoppen stapt erdoor richting de tempel van Astoth en zullen vanaf daar dan bij de toren worden afgezet.
De achterblijvers die zullen zorgen dat de legers worden aangevoerd en zullen proberen tijd te winnen zodat het ritueel gestopt kan worden door de elite ploeg.
(marcus,belros,destrin,valerius,selhattin,faladin,lady marianne,lady sunair,drahan)

skylar leid de troepen van Astoth verder in de strijd.
Derrek Lamieux is een ervaren leider voor de troepen van Tyr en illmater heeft de ervaren kolonel voor de medics en de wretched souls.
De warriors of suffering opereren alleen vanuit de heuvels en hebben dit tot nu toe uitstekend gedaan dus dat zit wel goed.
De demon hunters die via Marcus zijn gekomen blijven ook achter op het veld om de troepen bij te staan als de slaadi om de hoek komen kijken.
Lady Marianne is de enige die mee gaat naar de toren als ondersteuning van de paladins.
De minotaurs die houden de heuvels op de linkerflank bezet en hebben de orders van Faladin mee gehad om samen met de troepen van de Triad op te gaan en terug te trekken indien nodig.
De elite groep staat nu op het punt de poort door te stappen naar de toren en weet niet wat hun daar weer te wachten staat, het enige dat ze wel hebben is een gerust gevoel dat ze het leger met een goede leiding en in goede conditie in de vallei hebben gelaten, de kracht van de Triad zal zorgen dat de veldslag in ons voordeel zal worden beslist.

Een verkenning actie naar de toren heeft het resultaat dat we weten dat er een redelijk zware bewaking omheen loopt.
Het betreft een aantal demon like figuren en meerdere outsiders.
Na wikken en wegen gaat de tijd natuurlijk mee spelen en besluit Marcus als eerste te gaan om de outsiders te verassen en dan volgt de rest op de voet.
De elite groep wenst elkaar succes en nemen allemaal een minuut de tijd om de goden te eren en aan te spreken.
Marcus stapt dan als eerste door de poort die de teleport stone heeft open gezet.

De rest van de elite groep volgt Marcus zo snel als ze kunnen en uit de poort gestapt is het meteen actie.
Marcus is al in gevecht met een demon en grote sterke outsiders? Lopen op de rest van de groep af.
Belros onderschept een van de 3 meter hoge vecht machines en trekt zijn zwaard.
Het zwaard van de voice van Astoth heeft op de tegenstander die voor hem staat een eigenschap hem diep te raken en het lijkt dat het vlees weggebrand word door het lemmet.
Belros is alleen niet de enoge die wat speciaals heeft en dat blijkt als hij een paar seconden later als een lappenpop in elkaar zakt, Sunair en Valerius schrikken maar zien dat Belros nog leeft en in een soort verlamming zit?
Marcus loopt ondertussen wat achteruit van het gevecht met de demon vandaan? Aangezien de paladin van Torm nooit bang zal zijn om welk gevecht dan ook aan te gaan moet hij door een magische kracht van de demon achteruit worden gedreven?
Valerius heeft het er druk mee om de tegenstanders om hem heen bezig te houden en is blij als hij hulp krijgt van Destrin en Selhattin die samen de ene na de andere outsider weten uit te schakelen.
De demon die lady Marianne buiten westen heeft geslagen en haar nu als een levend schild gebruikt kiest ook het hazenpad en laat de demonhunter op de grond vallen.
Met een genezende hand oplegging van Belros komt de knappe vrouw weer bij en Marcus komt ook weer terug lopen als de demon verdwenen is.
We staan nu voor de poort van de toren waar het ritueel plaats vindt en hij is op slot!
Een dikke zware balk vergrendelt de deur aan de andere kant.
De deur heeft wel wat speling en daardoor zie je de balk liggen.
Valerius pakt de wand of telekinesis uit zijn riem en terwijl Belros de deur iets open drukt waardoor de balk te zien is tilt Valerius hem op en laat hem achter de deur vallen.
Belros drukt de grote deuren open en word opgewacht door een horde ceremonieel geklede figuren onder leiding van een duister uitziende man.
Faladin neemt plaats naast de deur en ook Belros doet een stap terug om de horde occultisten die aan komen stormen op te vangen.
Het is duidelijk dat het figuren zijn die een ritueel moeten uitvoeren en geen vechters.
Met man en macht proberen ze aan te vallen maar binnen een paar seconden legt het hele zooitje bloedend op de koude grond.
De leider is verdwenen en we schenken daar verder geen aandacht aan.
We bekijken de hal van de toren en willen zo snel mogelijk te weten komen op welke verdieping het ritueel plaats vind.
“ik zal het dak van de toren kunnen bekijken en later misschien wat verdiepingen bekijken of ik snel het doel kan bereiken wat we zoeken”
drahan geeft aan dat hij een mogelijkheid ziet om snel wat te doen en veranderd in een gaswolk?
Onderhand Drahan de verdiepingen inspecteert komt Faladin van buiten af lopen en meld dat er echt een onheilspellende zwarte lucht vanaf zee aankomt.
Het ziet ernaar uit dat de zwarte regen het zonlicht weer zal doven.

Drahan die komt met een aantal minuten beneden en vertelt dat de 2e en 3e verdieping leeg zijn en de rest allemaal chanters,occultisten en magic-users bevat.
Op de 7e verdieping zit een aantal naakte vrouwen? Zullen die eventueel als offer gebracht worden?
Op de 6e stond er een tenger figuur in het zwart bij een groep occultisten die duidelijk iets aan het oproepen waren.
Op de 1e verdieping is ook een stuk van het ritueel gaande en we besluiten de krappe trap ingang te nemen naar de verdieping hierboven.
Belros arriveert als eerste en ziet een verdieping waar een stuk of 8 mannen in donkere gewaden met kappen op rond een gat in de grond staan waar duidelijk een demon word opgeroepen.
Als we boven komen staat de demon op het punt onze wereld te betreden dus Belros grijpt snel in.
De oocultisten zijn geen partij voor de agressieve paladin die geholpen word door Selhattin die ook verschillende figuren voor zijn rekening neemt.
Marcus ziet de demon uit de “pit” komen en begint hem aan te spreken op zijn komst.
De demon vertrekt op de heilige gebeden van de paladin van Torm en gaat terug naar zijn plane.
Berlos heeft het nog een klein beetje lastig met een ijverige monk maar ook die moet het veld ruimen.
De volgende figuur die Belros in de weg staat die trekt hij de kap van het hoofd om te kijken waar de elite groep mee te maken heeft?
Het betreft een vrouw die meteen heftig begint te schelden en de goden van de triad ten schande maakt.
“Tethyr is geen plaats voor u, ik weet een plek waar u zich beter op u gemak zal voelen?”
belros twijfelt niet aan zijn woorden en gooit de vrouw in de demon pit die nog open staat naast hem.
Sunair die het hele schouwspel vanaf een afstand heeft bekeken die ziet als Belros de vrouw in het gat gooit op een miraculeuze wijze dat er een stuk perkament uit het gewaad van de vrouw valt en loopt erheen om het te pakken.
valerius,Selhattin en Marcus kijken om zich heen naar de dooie occultisten en laten hun gedachten even gaan over alles wat ze van de toren hebben gezien.
“zoals Drahan heeft verteld is er op de volgende verdiepingen een dergelijke conjuring aan de gang?
Ze zijn hier mijns inziens niet bezig met het hoofddoel maar met het oproepen van outsiders die een verdediging moeten vormen voor het kasteel verderop.”
Valerius veegt zijn bril schoon en kijkt zijn vrienden aan.
Belros zegt dat hij denkt dat Valerius gelijk heeft, dit kan niet het hoofd ritueel zijn en de demon die uit de pit kwam had ook een hoop overeenkomsten met die van buiten de muren van de toren ook Marcus denkt dat Valerius het bij het rechte eind heeft.

“valerius heeft gelijk en we zullen nu nooit meer op tijd in het kasteel komen en hoe komen we binnen?”
belros heeft de ziekte in dat ze weer verkeerd zitten en ook Marcus heeft iets van hoe nu verder?
Sunair komt aanlopen.
“een geluk bij een ongeluk, kijk wat ik op de grond vond een stuk perkament.
Een weg naar het kasteel …….. ondergronds?”

 
 
 
 
 

The Battle Of Tethyr

 
De regen blijft door beuken op de armors van de Army of light.
Er is op het moment weinig light te bekennen en de paladins en priesters missen de aanwezigheid van hun god.
Het zal een zware strijd worden en zo niet onmogelijk om zonder de kracht van de goden van de triad deze slag te winnen.
Het plan is om tot het midden van de vallei door te stoten en te veroveren en dan een stand ground te maken of een stuk terug trekken en de troepen van de Tenebreux laten komen.
Een elite groep zal dan via een systeem van een paar teleports naar de toren gaan om daar het ritueel te stoppen.
Als de Army of light de vallei in loopt staan de troepen van de Tenebreux te wachten.
Is het zo dat de Army of light verwacht werd? Of is er een continue toestroom van allerlei soorten units van giants en outsiders en andere donkere strijders.
The Holy Hammer of Tyr neemt positie op de rechter flank en sporen de paarden aan om aan te vallen.
The Warriors of Suffering trekken in een omtrekkende beweging rechts de heuvels in om daar units van giants met verassing aanvallen uit te schakelen.
Op links gaat er een platoon van Astoth samen met de minotaurs de heuvels in voor een zelfde omtrekkende beweging.
Het Torm regiment pakt het centrum van het slagveld en de Fraternity of painbearers worden door de linies heen gezet om deze te ondersteunen met healings.(als de regen stopt)

De Mages onder leiding van Valerius worden achter de linies neer gezet en hebben de beschikking over zwevende schilden waarmee ze over de troepen voor zich heen kunnen kijken.
De voorste troepen van de Tenebreux zetten aan om aan te vallen.
De troepen van de Triad en Astoth zetten zich in om de eerste klappen op te vangen en terug te slaan.
De belangrijkste veldslag van Tethyr is begonnen!

De cavalerie van lamieux pakt de eerste troepen van dark knights aan en met succes.
De silver dragon doet goed mee maar krijgt het zwaar als een grote ballista (die zelf lijkt te leven?) op het veld verschijnt en de draak hard raakt.
Na een aantal succesvolle aanvallen moet ook de formatie van Lamieux een hoop mannen op offeren om de ballista te vernietigen.
De units van Selhattin en Skylar hebben het vrij rustig op links in de vallei en alles wat ze tegen komen moet het ontgelden.
De minotaurs hebben met de unit van Astoth een unit dark knights te verslaan maar hebben ook geen problemen.

 

De Warriors of Suffering doen hun werk echt fantastisch en ondanks de zwarte regen weten ze 2 volledige units van giants uit te schakelen.
De grotere giants die doen wel een hoop schade aan de steadfast regiment en de battle mages blijken te ver van het slagveld om echte schade te doen.
De mages moeten duidelijk onder de eskaders verdeeld worden zodat ze midden in het gevecht staan.
De hordes van de Tenebreux blijven komen en slaan op rechts een gat in de verdediging die met veel moeite en doden gedicht kan worden voor het donker word.
De avond valt snel en beide legers hebben een wat af wachtende houding aan genomen.
Morgen zal het de dag zijn dat er echt gaten zullen gaan vallen in een van de 2 legers.

Er zullen veel slachtoffers vallen in deze strijd maar er is geen een knight,paladin of andere voor vechter van de Triad die hier niet voor zou willen sterven.
Een ieder die hier de dood vind zal worden bezongen voor vele jaren door vele bards.
De avond valt en er worden aan beide kanten plannen gemaakt voor de morgen.

Het regent nog steeds.

Through the Valley of Death

 
De regen sloeg ongenadig hard tegen de schilden van zijn manschappen. In rijen van vier stonden zij opgesteld, wachtend… hopend en onzeker. Marcus salueerde terwijl hij langs zijn kapitein stapte. De kapitein keek de half-elf aan en begroette zijn meerdere. Daarna pakte hij vanuit zijn tuniek een vale doek waarmee hij zijn zwart beregende schild droogdepte. Het lek alsof de Goden hen werkelijk hadden verlaten, hier in de woestenij van The Purple Hills.
Vanuit de verte hoorde hij hoe Belros zijn manschappen moed insprak en hij besloot hetzelfde te doen. ‘Mannen, ‘ sprak hij zo luid mogelijk. ‘Vandaag is de dag dat er geschiedenis geschreven wordt!’ Hij keek om zich heen en stapte daarna op een uitstekende rotspunt om zo meer zicht te krijgen op de kleine honderd manschappen voor hem. ‘Vandaag leiden wij de bevrijding van Tethyr. Lang genoeg hebben onze geliefden geleefd onder het juk van de duisternis.’ Om zijn verhaal kracht bij te zetten maakte de paladin brede gebaren en wees bij de woorden die hij belangrijk vond met een gestrekte vinger naar de bewolkte hemel. Hij had Belros dit meermaals zien doen en het leek iedere keer weer alsof de toehoorders met iedere vingerwijzing meer in extase kwamen. Dat Marcus nog veel te leren had wat betreft spreken in het openbaar bleek wel toen de Tormite vijf minuten verder nog steeds geen joelende menigte voor zich had staan. Hier en daar klonk er schoorvoetend wat gejuich, maar het mocht geen naam hebben. Enigszins gefrustreerd, meer nog door de luidkeels schreeuwende menigte van Belros dan door zijn eigen onkunde een publiek op te kunnen zwepen, besloot Marcus het over een andere boeg te gooien. Het had de ‘Free Tethyr’-speech al volledig verbruikt en zelfs op het spreekwoordelijke hoogtepunt van de monoloog bleef het verwachte oorverdovende gejuich uit. Dan maar iets anders.
‘Mannen, genoeg gepraat!’ Marcus trok zijn two-handed. ‘Het is tijd om te slachten!’ Het squadron voor hem leek te zijn ontketend en een golf van geluid kwam Marcus tegemoet. ‘Slachten zoals we nog nooit geslacht hebben!’ Hiermee wist Marcus zeker dat hij nu de goede snaar te pakken had, de menigte schreeuwde alsof het een lieve lust was. ‘Voor Torm!’ schreeuwde Marcus terwijl hij zijn reusachtige zwaard de lucht in stak.’ Reinig deze vallei van al het evil! Voor Torm en de Triad! Voor Torm en de Triad!’ Het kleine leger viel automatisch in en schreeuwden in koor Voor Torm en de Triad! Voor Torm en de Triad! Voor Torm en de Triad!
Het geschreeuw van leger werd overstemd door het geluid van dragonhorns. Het lage oorverdovende geluid betekende niets anders dan dat de finale strijd om Tethyr was gestart. Het leger zette zich in gang en vanachter de mensenmassa schoot de zwarte schaduw van een geduchte medestander. Het weinige ochtendlicht spatte van het zilveren lichaam van Lady Drussela terwijl zij in een rechte lijn naar de frontlinie vloog.

De eerste manschappen van het Triad Army trokken over de heuvelrand richting de vallei waar velen een heroïsche dood zouden gaan vinden. Een dood door de hand van het kwaad. De tegenstander was geducht, maar weinigen hadden ooit in een dergelijke veldslag strijd geleverd. Laat staan gevochten tegen wezen zoals demon, devils en giants. Opgehitst door de toespraken van hun generaals dacht geen van de soldaten aan wat ze niet konden, ze dachten aan hetgeen dat ging komen. Een strijd… de strijd om te overleven.
De eerste linies aanschouwden iets wat zelden vertoond was in de geschiedenis van Abir Toril… als een volleert vuurwerkspecialist had archmage of Azuth,Valerius, zijn manschappen gecoördineerd de vallei zoveel mogelijk te bestoken met fireballs. De eerste fireballs kwamen volledig onverwachts voor the Dark Army. Zij die zich volkomen veilig waanden in hun opgeëiste enclave hadden geen schijn van kans. Tientallen dozijnen humanoids, humans, demons en zelfs giants kwamen om in de allesverzengende hittezee. En zij die de eerste barrage hadden overleefd wisten dat hun laatste tel geslagen was toen de machtige slagen van drakenvleugels in het luchtruim boven hen klonk. Na de intense hitte van Azuth’s fireballs kwam de intense kou van het breath weapon van Lady Drussela, de zilveren draak was onverbiddelijk.
De Dark Army leek te zijn verrast, maar verre van overrompeld. Twee van de mysterieuze toren veranderden ineens in gigantisch grote ballista’s en losten hun vernietigde bolts richting de draak. Zwaar gehavend wierp Lady Drussela zich op een van de balista’s.

Nog voordat de eerste voetsoldaten het strijdveld hadden bereikt werd de vallei voor een tweede maal in een vuurzee gedompeld. Hierna was het aan het platoon van Selhattin om de eerste hand-to-hand combats op hun naam te schrijven. De Dark Army bleek taai. Aan beide kanten vielen doden, maar Selhattin’s manschappen rukten op.

Een uur lang sloegen de legers op elkaar in. IJzer op vlees, human vs humanoid. Het gross van het Triad Army trok direct de gapende vallei in, anderen hadden instructies gekregen via de zijkanten de heuvelwanden te ‘bemachtigen’. The Holy Warriors of Suffering deden hun werk grondig, ‘leave no man behind’ was hun motto. En dat deden ze ook niet, zowel wat betreft hun eigen manschappen als die van hun vijand.
Via de tegenoverliggende heuvel baanden het platoon van Astoth en de Wretched Souls zich een weg door de vijandelijke posities.
De cavalerie van Derek Lamieux gaf de infanterie dekking door een van de ballista’s onschadelijk te maken, terwijl de heldere stem van Suneair luid over het strijdveld schalde.
Belros, Selhattin en Marcus coördineerden hun divisies, namen hun verliezen en trokken verder de vallei in. De regen bleef onophoudelijk uit de inktzwarte hemel sijpelen, ondanks de allesvernietigende fireballs die niet aflatend door de mages van Azuth werden afgevuurd op de squadrons Hill Giants en Sladi.
Honderden pijlen schoten keer op keer in op de squadrons met Fermorian en Hill Giants. Af en toe viel er een giant levenloos naar de grond, maar of dit opwoog tegen de tientallen doden aan de kant van Triad Army wist niemand.

Vanachter de linies aanschouwde Drahan de gevechten in de vallei. ‘Het zijn er zoveel… ‘ dacht hij bijzichzelf. ‘Zoveel tegenstanders en dat terwijl wij met slechts een handjevol goede zielen het voortbestaan van Tethyr proberen te verdedigen.’ De priester van Illmater keek naar de zwarte wolken boven het slachtveld. Waren de goden hen inderdaad vergeten? Hij kon het, en wilde het niet geloven en met hervonden overtuiging bad de priester naar Illmater, Torm en Tyr. De tijd van de Triad kon niet voorbij zijn. Nooit en te nimmer.

 

Back to Hidden Veil

 
Marcus had geen tijd te verliezen, dit wist hij zeker. Nog geen drie uur geleden was hij met zijn paard Whirphyn, en uitrusting door de portal of Astoth gereden. Het was jaren geleden dat hij in Saradush was geweest, maar eenmaal door de teleportal voelde het aanzicht van de handelsstad weer vertrouwd als vanouds. Belros had de portal van Astoth ingesteld op een lokatie net buiten de stad. Zoals gezegd, Marcus had geen tijd te verliezen en had besloten zijn geliefde stad links te laten liggen. “Het ziet er nu toch een stuk somberder uit,” had hij zichzelf voorgehouden, terwijl hij de zwarte regen van de Ténébreux vervloekte. In plaats van richting te zetten naar Saradush had de Beneve de handelsroute verlaten en Whirphyn aangespoord richting het noorden, richting de Gorge of the Fallen Idol.
De haste die Valerius had uitgesproken over Whirphyn zorgde ervoor dat Marcus binnen drie uur Saradush ver achter zich had gelaten en inmiddels de high plains of Nomog-Geaya had bereikt. De vonken sloegen van de hoefijzers terwijl Whirphyn met ieder sprong minimaal tien meter overbrugte. Het zweet lag het dier als een klamme deken over de vacht en zo af en toe spatte grote druppels zout vocht op de armen en in het gezicht van Marcus. De half-elf merkte hier niets van. Buiten het feit dat de paladin al zijn horsemanship moest aanspreken om Whirphyn de baas te blijven, waren zijn gedachten hem een ruime honderd kilometer vooruit. Marcus dacht aan maar een iets, Hidden Veil. Het bosgebied waar de paladin van Torm jaren geleden was ingewijd in de tradities en toewijdingen van de order der demon hunters.

Count your scars
Master Brem Colleen luisterde naar het geluid van de grotten. Hij hoorde hoe in de verte van het grottenstelsel een monotoon druppelende stalachtiet met de rust van de eeuwigheid zijn staande evenknie vorm gaf. Master Colleen sloot zijn ogen voor de lage ruis van een permanente windvlaag, die op het aanzwellen van de wind veranderde in hoge fluittonen. ‘De stem van Grumbar draagt hier verder dan het licht.’ mompelde hij. Licht… iets wat hij al vele dagen niet gezien had. Na dagen van achtervolging had de Nalfeshnee uiteindelijk zijn toevlucht gezocht in de duistere grotten van de Gorge. Uur na uur had Colleen de demoon op de hielen gezeten. En telkens wanneer het hellegebroed dacht te zijn ontkomen wist de master demon hunter het spoor weer op te pakken. Colleen ‘the Relentless’ deed zijn bijnaam eer aan. Vanuit zijn belt pakte de demon hunter een schijnbaar simpel medallion en begon het het zilveren voorwerp met ruime ronde bewegingen te draaien. Met samengeknepen ogen tuurde Master Colleen door de reflectie die het pendulum veroorzaakte en hield zijn linkerhand half voor zijn ogen, alsof hij verblind werd door de vage schittering. Een normaal mens had in het pikkedonker waarin Colleen al dagen rondliep sowieso niets kunnen zien, laat staan dat hem iets was opgevallen aan het ronddraaiend medallion.

Langzaam stond Colleen op terwijl hij in hetzelfde tempo het medallion bleef draaien. Voorzichtig stapte de master demon hunter door een doorgang naar een grotkamer. Zonder het medallion snelheid te laten verliezen pakte Colleen met zijn linkerhand een tweede voorwerp uit zijn beltpouch; een simpel stokje met daaraan een reeks in elkaar geklonken ringen. Als een volleerd vingergoochelaar draaide hij in een beweging het stokje 360 graden in het rond. Een helder hoog geluid vulde de grotkamer. Zachtjes tikte hij met zijn duim tegen hetstokje waardoor de ringen opnieuw de heldere hoge noten voort brachten. Even hield de jager een moment stilte om te luisteren wat het effect was. Eerst leek er niets, maar daarna klonk in de verte een onaardse brul, alsof de demoon tot in het diepst van zijn inktzwarte ziel was geraakt. “Sweet sounds of Sammorah”, glimlachte Colleen, “elke keer weer een succes.” De demon hunter liep voorzichtig door de grotkamer. Keer op keer zijn duim op het stokje tikkend en continue turend door het ronddraaiend pendulum. Het gehuil van de demon klonk wederom. Opeens vond de hunter waar hij naar op zoek was… door de schittering van het pendulum ontwaarde zich het verse spoor van een voorbij gekomen outsider. Het eeuwenoude pendulum had door de jaren niet aan magische kracht ingeboed en wist nog steeds feilloos ieder spoor van een outsider te herleiden, zo ook van de Nalfeshnee. Met de precisie van een volleerd ranger onderzocht de demon hunter het oplichtende langgerekte spoor voor hem; deels op de harde vloer van het grottenstelsel, deels op de donkere vochtige stenen wand. Voorzichtig schraapte Colleen iets van het residu van de wand en duwde het met een gebolde duim in zijn neusgat en snoof diep.

Ineens viel het Colleen op dat de stilte was teruggekeerd in het grottenstelsel, net te laat, en hij wist het. In een flits kwam zijn prooi op hem af. Geen lichaam, slechts rook. In een tijdspanne van nog geen seconde materialiseerde de demoon zich naast de demon hunter, sloeg de pendulum uit zijn handen en was weer verdwenen. ‘No cheating… fuckhead.’ in gorgelende klanken riep de demoon Colleen een aantal verwensingen toe. Het ene moment kwamen de verwensingen van links, dan weer van rechts. Opeens van boven, veraf, en dan weer heel dichtbij. ‘They call you Tamer of Orogh-Thou!’ schreeuwde de demoon. ‘I have spoken to Orogh-Thou in Hell and he swears you tricked him!’ de demoon draaide dan weer in grote cirkels om Colleen heen, dan weer verderaf, waarna hij als een razende weer dichterbij kwam.
‘Orogh-Thou is in his right place.’ antwoorde Colleen rustig in de demonische halftaal die zo vaak gebruikt werd door de demon hunters. ‘And so shall you.’
De demoon brulde het uit na deze opmerking; ‘You may have struck me once, Hunter’, de Nalfeshnee spuugde het woord alsof het een vloek was. ‘You will never strike me again.’
Colleen glimlachte en dacht terug aan een aantal dagen geleden toen hij de demoon bijna te pakken had gehad. Ondanks dat de demoon een goed litteken overgehouden moet hebben aan die confrontatie, had de Nalfeshnee toch weten te ontkomen. ‘I always remember the scars I make.’ spoorde Colleen de inmiddels redelijk opgefokte demoon aan. Ineens leek de demoon genoeg te hebben van het gepraat en leek zich steeds verder van Colleen af te bewegen. ‘I will see you in Hell, Tamer!’ schalde de demoon door het grottenstelsel.
Colleen wist dat het de laatste zin was die de demoon nog zou uitspreken op het material plane. De demon hunter had zijn prooi geroken en er was geen ontkomen meer aan. Bovendien was Colleen er van overtuigd dat de demoon zijn achtervolger zo snel mogelijk zou proberen af te slachten. Het bleef uiteindelijk een Nalfeshnee. In plaats van de achtervolging te zetten besloot de jager zich te concentreren op wat komen zou. Vanuit zijn beltpouch pakte de demon hunter een hand vol glittergoud en wierp het in de lucht. ‘Freeze.’ riep Colleen en als op commando bleef het goudstof in het midden van de grotkamer hangen. Met een handgebaar vormde hij het goud in een cirkelvorm en trok vervolgens zijn langzwaard. Hij focuste zich op de omgeving, op zoek naar de outsider. Even leek het alsof Colleen geen outsiders kon ontdekken, maar al snel voelde de demon hunter zijn prooi. De Nalfeshnee bewoog zich, niet verder van Colleen vandaan, maar ook niet dichterbij. Alsof de demoon Colleen observeerde van een afstand. Zijn kansen afwegend tegen deze jager. Hij zag zijn kans schoon en stormde geruisloos op zijn achtervolger af. De snelheid waarmee de demon in gasious form door het grottenstelsel raasde wierp een spoor van stof op. Steeds sneller kwam de demoon op Colleen afgestevend. De demon hunter stond in gebed en riep diverse goden aan. De demoon, nog steeds in volle vaart, werd alleen maar agressiever bij het horen van de gebeden en zeker in combinatie met het aanhoudende geluid van het beringde item raakte het hellegebroed meer en meer in een frenzie.
Colleen richtte zijn gebeden direct op de demoon. “In name of Savras, I command thee demon, show thy true form!” De demoon’s reactie was voor Colleen even voorspelbaar als gevaarlijk. De Nalfeshnee gaf maar al te graag gehoor aan de demon hunter’s eis en veranderde in volle vaart naar zijn natuurlijke vorm. Vanuit de gaswolk materialiseerden eerst twee reusachtige klauwen, gevolgd door een reusachtig torso. Slechts een tel later zag Colleen hoe de demoon in volle glorie met het schuim op de lippen op hem afstormde. Net op het moment dat de Nalfeshnee binnen gevechts-afstand zou komen schreeuwde de demon hunter het gebed dat het laatste zou zijn dat de demoon ooit zou horen. “Savras! Lay your crystal gaze upon thine enemy and grant him absolution through death. Cause death is the only way to cleanse this evil heart, the only way to rid this world of its evil! Mighty Savras let your thousand eyes reflect upon the demon and strike him down!” De gouden cirkel met stof die Colleen had opgegooid veranderde van vorm. Elk van de goudstofdeetjes leek een eigen vorm aan te nemen. Een duizendtal gouden ogen openden zich. De adem van de aanstormende Nalfeshnee stokte toen hij letterlijk oog in oog stond met het gouden schouwspel voor hem. De duizenden, imiddels wijd opengesperde ogen, reflecteerden als een zilveren spiegel. Het laatste wat de demoon zou zien was duizendmaal zijn eigen reflectie. Vanuit ieder van de ogen schoot een lange witte lichtstraal die de Nalfeshnee op duizend verschillende plekken op zijn reusachtige lichaam raakte. De lichtstralen brandden diepe gapende gaten in het lichaam van de demoon. Een enkele hellekreet vulde de grotkameren en de demoon stierf. Nadat het laatste van duizend ogen was gedoofd keerde de duisternis terug. De duistenis waar Brem Colleen, Tamer of Orogh-Thou de laatste tijd zo aan gewend was geraakt.

Hunt the Hunter
Marcus had Whirphyn tot het uiterste gepusht. Met behulp van Valerius’ haste had de paladin Hidden Veil in slechts de helft van de tijd weten te bereiken. In een rustige draf reed de volgeling van Torm door het eeuwenoude woud. Zachtjes klopte hij met zijn hand op de nek van het vermoeide rijdier en hij voelde dat het paard letterlijk bekaf was.
‘Dat paard is er niet best aan toe, Sir!’ klonk een jonge vrouwenstem. Marcus moest twee keer kijken voordat hij de bron van het geluid had gevonden. Hoog bovenin een eikenboom stond een in grijs en groen gekleede jongedame. ‘U heeft het arme dier tot het uiterste gedreven met die manische tred.’
Marcus bekeek zijn gesprekspartner en moest concluderen dat ze van deze afstand nog geen twintig lentes telde. Het tenue deed zijn gedachten teruggaan naar de periode van zijn opleiding in ditzelfde gebied. Hier was onmiskenbaar een Hunt the Hunter spel aan de gang, net zoals hij dat zelf al die jaren geleden had gedaan. Hunt the Hunter stond in het teken van één leerling, the Hunted, die zichzelf zo goed mogelijk moest camoufleren en ervoor moest zorgen zo lang mogelijk uit handen te blijven van de overige leerlingen. De overige studenten mochten op hun beurt gebruik maken van alle middelen die zij tot hun beschikking hadden om de hunted te achterhalen.
‘Hebben ze je al gevonden?’ vroeg Marcus.
‘Nope, bij lange na niet.’riep de tiener vanuit de eik. ‘Ze zijn de laatste vier dagen wel vijftien keer langs me gelopen zonder dat ze iets doorhadden.’ Vol trots knipoogde ze naar de paladin op het bezwete paard en blies een lok van haar bruine sluike haar uit haar ogen. Marcus dacht aan zijn eigen Hunted-sessie en wist dat hij destijds niet verder was gekomen dan twee en halve dag. Of dat aan hem lag ofaan de overige studenten, daar had hij tot dit moment nooit over nagedacht.

Met een ruime boog sprong de gecamoufleerde tiener vanuit de boom zo’n twintig meter naar beneden. Ze landde sierlijk op beide benen en maakte vervolgens een net iets te diepe buiging, waardoor het schijnbaar eerbiedige gebaar een ietwat komische vertoning werd. ‘Heer paladin, ik stel u voor: Maria Springbrook uit Waterdeep.’ Marcus groette de jonge ranger en vroeg haar waarom ze zich niet verscholen hield zoals haar gevraagd was. ‘Ik heb honger en ben deze opdracht meer dan zat.’ was het simpele antwoord. ‘Als ik wil vinden die gasten mij nooit. Simpelweg geen sport meer.’
Marcus haalde zijn schouders op en liet het onderwerp voor wat het was. Hij vertelde Maria dat hij zeer dringend haar mentor moest spreken, Brem Colleen. Maria glimlachte, en even dacht de jongeling te willen ontkennen dat zij ene Brem Colleen kende. Op hetzelfde moment leek ze echter door te hebben dat er niet te spotten viel met de ruiter op het paard. Als blijk van goede zin toonde Marcus haar de ring die iedere student van Colleen bij zijn initiatie tot volleert demon hunter kreeg. Maria Springbrook deed haar weinige lentes eer aan door de ruiter meteen in vertrouwen te nemen. ‘Master Brem Colleen is niet langer de uitvoerend mentor van onze orde.’ Ze legde met klem nadruk op het woord ‘onze’, alsof ze het gevoel wilde wekken een speciale band te hebben met Marcus. ‘Master Colleen heeft zijn uitvoerende taken overgedragen aan Alradur Sierr.’ Marcus kende Alradur nog van zijn eigen opleiding, ook toen was Sierr al tweede man. Op een vreemde manier voelde Marcus een soort misplaatste trots dat Alradur het eindelijk tot de nummer één had geschopt.
‘Maar, master Colleen is nog wel aanwezig?’vroeg Marcus terwijl hij Whirphyn langzaam aanspoorde Maria te volgen.
‘Master Colleen is wel degelijk het hoofd van de orde, maar houdt zich tegenwoordig voornamelijk op in de grottenstelsels van de Gorge.’ zei Maria. ‘Het is voor ons studenten verboden om daar in de buurt te komen, maar iedereen weet waar master Colleen zich bevindt. Sinds de zwarte regen is begonnen zijn er opeens een stuk meer demonen gesignaleerd en master Colleen had een aantal weken terug besloten om zich een tijdje terug te trekken en zich te richten op het uitschakelen van het hellegebroed.’
Marcus stond in dubio of hij de jonge student moest vragen hem naar de Gorge te begeleiden. Enerzijds had hij geen tijd te verliezen, anderzijds kon hij de jonge dame natuurlijk niet in gevaar brengen.
‘Als u wilt, dan wijs ik u de weg wel.’ Een gebrek aan avontuurlijke inborst had Maria zeker niet. Marcus besloot dat desperate times om desperate measures vroegen en liet Maria hem de weg wijzen naar zijn voormalige mentor.

How sweet, its sickening darkness…
Brem zat in het pikkedonker. Marcus was vanuit zijn opleiding gewend dat de Tamer op zichzelf was, maar in de korte tijd dat hij zijn voormalige meester weer had ontmoet leek het alsof de oude jager nog meer in zichzelf gekeerd was als tevoren. Hoewel Marcus’zicht veel beter was in het donker dan dat van een mens, hadden zijn half-elf ogen moeite om aan de duisternis te wennen.
Maria Springbrook was in eerste instantie mee het grottenstelsel ingelopen, maar op bevel van Marcus was ze achter gebleven bij de ingang. Marcus had echter het idee dat de tiener zich niet al te lang iets van zijn opdracht zou aantrekken, maar daar kon hij zich nu niet druk over maken.
‘Tamer,’ sprak Marcus, ík zou willen zeggen dat het goed is u weer te zien.’ Even schoot Marcus door het hoofd een opmerking te maken in verband met de donkere ontmoetingsplaats, maar hij besloot dit achterwege te laten. ‘Ik zou willen zeggen dat ik jaren naar dit moment heb uitgekeken,’ging Marcus door. ‘Maar, “these are not the times of joy” .’ sprak Marcus in oud Elfish.
Brem keek zijn voormalige pupil aan. In het zwart van de duisternis dacht Marcus even een rodegloed in Brem’s ogen te zien, maar als de gloed er al was geweest, dan was deze alweer verdwenen. ‘De demonen komen steeds vaker.’sprak de Tamer in korte stotende woorden. ‘Vaker, en steeds weer sterker.’
Het viel Marcus op dat de gezondheid van zijn mentor het door de jaren heen leek af te hebben laten weten. Alsof Colleen steeds net even te weinig lucht had om zijn zinnen te formuleren.
Brem liep van de ene grotkamer naar een aangrenzend vertrek. ’”These times are troubled, indeed.”’, antwoorde Brem in vloeiend Elfish. ‘Het is die verdomde regen.’ Colleen wees spreekwoordelijk naar de grijze lucht buiten het grottenstelsel. ‘Sinds het zwarte hemelvocht heeft onze order een niet aflatende stroom demons te lijf moeten gaan.’ Marcus knikte begrijpend, maar vroeg zich af of de Tamer zijn aanwezigheid überhaupt nog in de gaten had. Het leek alsof de oude man meer tot zichzelf sprak dan tegen de paladin.
Brem vervolgde zijn beklag. ‘Van Bebelith’s tot Alkiliths, Hezrou tot Quo-Rogh, alsof de deksel van de helleput is getrokken.’ Hoestend en proestend liep de Tamer naar zijn voormalig pupil. ‘Orrimblade,‘ fluisterde Colleen dicht bij het gezicht van Marcus. ‘Marcus d’Orrimblade, jij weet veel meer dan ze denken.’ Marcus voelde de warme asem op zijn linkerwang en dacht een lichte zweem van bloed gemixt met speeksel te ruiken. ‘Marcus d’Orrimblade weet meer dan wij allemaal denken.’ Colleen’s stem leek te veranderen en een lichte teint demonischer te worden; ‘The Touched Apprentice schreeuwen ze. The Touched Apprentice is coming! ’. Opnieuw dacht Marcus vanuit zijn ooghoek de rode gloed in Colleen’s ogen te zien. De Tamer zoog tussen samengeknepen tanden een scheut frisse grotlucht in zijn longen. ‘Waarom is de leerling teruggekeerd?’ sprak Brem in een vloeiende zin.
Marcus wilde zijn voormalige meester alles vertellen, maar wist niet precies waar hij moest beginnen. Sterker nog, hij wist niet eens of hij zijn mentor in deze donkere dagen nog wel kon vertrouwen. Het leek de paladin duidelijk dat de Tamer zich sinds hun laatste ontmoeting een stuk duisterder gedroeg. Alsof de master demon hunter niet langer slechts één persoonlijkheid bezat.
In plaats van alle gebeurtenissen die tot de huidige situatie hadden geleid chronologisch samen te vatten, besloot Marcus zich meer op de persoon en diens belevingswereld te richten. Marcus vertelde over hoe de zwarte regen tot stand was gekomen, dat de Black Hand hiervoor verantwoordelijk werd gehouden en dat diezelfde groep meer dan waarschijnlijk de influx van recente demon-aciviteiten stimuleerde. De Tamer luisterde schijnbaar met een half oor er krabte zich veelvuldig in zijn nek.
De Bénevé vertelde over Dantair Castle, de Formorian Giants en de hordes Slaad die waren opgeroepen door de Ténébreux. Colleen kreeg een heldere blik in zijn ogen bij het horen van de Slaadi. ‘Vervelende wezens, zeker de death Slaadi.’
Marcus rondde zijn verhaal af door te vertellen over zijn directe vrienden en hun kwaliteiten en dat de Triad een ‘last stand’ wilde maken.
‘Het is daarom dat ik hier nu sta, master hunter.’sprak Marcus eerbiedig. ‘Om gezamenlijk een laatste poging te ondernemen de ondergang Tethyr en Abeir Toril te verhoeden. Zonder u en uw order zijn wij niet in staat een bres te slaan in het front van de Ténébreux.’ Marcus boog zijn hoofd en spreidde zijn open handpalmen als teken van eerbied en respect.
Vanuit de verre hoek van de grotkamer klonk een zacht geschuifel dat langzaam dichterbij kwam. Om het momentum niet te verliezen keek Marcus niet op richting het geluid.
‘He smells of dead God.’ sprak een jonge, overbekende stem vanuit de duisternis. ‘Your Tormite soul is tainted by a dead God.’ ging de stem verder in het archaïsch Common en stapte vervolgens in het zichtsveld van Marcus en Colleen.
De Tamer keek op; ‘Orrimblade, I believe you have already met Mariander Truthseer’. De jonge ranger die Marcus de weg had gewezen keek hem aan met helrode, ogen. Ogen waarin het vuur van de negen hellen leken te branden. Ogen die door alle woorden brandden totdat alleen de waarheid overbleef.
In antwoord snoof Marcus ook demonstratief de lucht en riep in gewoon Common terug: “En jij ruikt naar demonengebroed.” De demon hunter vervloekte zichzelf dat hem niet eerder iets was opgevallen aan de jonge vrouw die hem zo ijverig naar de grotten had geleid.
Marcus had net zo goed niets kunnen zeggen, want de jonge dame met de brandende, rode ogen sprak verder alsof ze niets gehoord had: “He smells of a dead God. Must surely attract unwanted visitors. The ones who collect trophies for their dead Gods. He has a pure heart though. And speaks the truth… when he speaks.”
Colleen zuchtte en probeerde rap te antwoorden: “Mariander, of kortweg Maria is een cambion, een halfdemon. De goede kant heeft ze zelfs van één van ons. Ondanks dat ze al veel goed werk heeft verricht, zal ze altijd met haar demonenafkomst worden geconfronteerd. Al met al heeft zij een goed hart of ze nu wel of niet naar demoon ruikt. Net als Marcus!”, bij deze laatste woorden keek hij Maria indringend aan.

Een stilte van seconden die een eeuwigheid leken, viel in. De stilte die ontstaat wanneer meerdere partijen voor een impasse staan en geen eigenlijk als eerste wil toegeven. Dit terwijl iedereen weet dat wanneer er één partij ook maar een haarbreed zou toegeven, er zo goed als onmiddellijk een oplossing voor het probleem aangedragen kon worden.
Na enkele seconden zuchtte Colleen en stapte tussen Maria en Marcus in. Hij wees eerst met open hand naar Mariander en toen met een tweede open hand naar Marcus: “Zij is een demon, maar is ook een Hunter. En een verdomd goede ook. Deal with it! Hij ruikt naar dode god. So what? Ik heb Hunters na jaren veldwerk terug zien komen met schubben in plaats van huid en gekliefde hoeven in plaats van voeten. We weten dat we vroeg of laat allemaal iets oplopen bij het jagen naar demonen. Dus, deal with it! Volgens mij is Marcus niet terug gekomen om aan hem te laten ruiken, maar om onze hulp in te roepen bij het verdelgen van demonen. Zullen we het daar weer over hebben?”
De uitbarsting en terechtwijzing had Colleen duidelijk veel energie gekost, want hierna zakte hij hoestend in elkaar.

Tegelijk schoten Maria en Marcus de oude mentor te hulp en wisten hem net op tijd te ondersteunen en hem zo te behoeden van het neervallen op de harde rotsbodem.
Over hun mentor heen keken de twee demonhunters elkaar face to face aan; felrode ogen versus diepblauw, gloeiende ogen.
In dat ogenblik beseften beide Hunters dat er op dit moment helemaal geen geschil onderling kon en mocht zijn. Er stonden veel belangrijker zaken op het spel en één van deze zaken werd nu door hen beiden ondersteund.
Mariander sprak zacht: “We moeten hem naar buiten brengen. Hij heeft op dit moment natuurlijk daglicht nodig en moet weggehaald worden bij demonische invloeden.”
Marcus keek en voordat hij iets kon zeggen, antwoordde Maria scherp: “ Andere invloeden dan die ik heb! Echte demonische invloeden zoals die hier in de grotten zijn.”
Marcus besloot een mogelijke, flauwe discussie te laten rusten en tilde samen met Maria, hun mentor hoger op. Met de mentor tussen hen in, liepen de twee demonhunters zo snel mogelijk naar de uitgang van het verraderlijke grottenstelsel.
Toen het bleke daglicht op het vale gezicht van Colleen neerviel, rochelde hij diep in zijn borst en forceerde een glimlach: “Ik moet nu rusten. Niet lang, maar wel even..”, met deze woorden liet hij zich op een grasbed neerzakken en viel weg in een diepe slaap.

Tijdens de trip naar het hoofdkwartier van de DemonHunters kwam Colleen twee keer kort bij. Hij brabbelde dan even wat vanaf de rug van Wirphyn en zakte vervolgens weer weg in een diepe rust in het zadel.
Marcus en Maria hadden die twee keer hun gesprek gestaakt en omhoog gekeken naar de uitgeputte mentor op het paard. Als deze weer weggezakt was, vertelde Maria weer over de meest recente ontwikkelingen en methodes om de Hunters in de wereld te kunnen benaderen. Of Marcus vertelde zoveel als hij kwijt wilde over de Apocalyps, zijn Hunts in Darromar of wat hij nog meer had meegemaakt. De onderwerpen demonische afkomst en Dead Gods werden ten alle tijden ontweken.

“Weet je wel hoeveel energie dat kost? We hebben op dit moment alles nodig om de school hier te verdedigen.”, de forse man met grijzende slapen stond op vanachter zijn bureau en beende driftig heen en weer door de schaars verlichte kamer. “Waarom denk je dat Colleen zo lang in de grotten is gebleven? Hij was bereid om zijn leven te geven voor het verdedigen van de order en de school. Het is dat jullie hem er op het allerlaatste moment uit hebben gehaald. Dat soort dingen doet Brem Colleen ook niet voor niets.”
“Dat waar d’ Orrimblade ons voor opzoekt is iets wat de hele wereld aangaat, Mentor Alradur Sierr. Ik ben er zeker van dat hij oprecht gelooft in wat hij zegt. Wat voor nut heeft het verdedigen van een school voor demonhunters als weldra de hele wereld een speeltuin is geworden voor demonen of erger? De rapporten van onze broeders en zusters uit het land liegen er ook niet om. Bijna overal wordt een sterkere activiteit waargenomen en occultisten lijken ook steeds makkelijker demonen te kunnen oproepen, maar moeilijker te kunnen controleren. Mene Tekel Upharsin; een teken aan de wand, meester.”, Maria liet de woorden in de schaars verlichte ruimte hangen.
“Voor een recentelijk aangestelde demonhunter spreek je erg vrijpostig en stel jij je bijzonder eigenwijs op, jongedame.”, bromde Mentor Sierr vanonder zijn lange, hangende snor. “Dat zit dan waarschijnlijk in de familie, meester Sierr.”, antwoordde Maria prompt en met een cynische ondertoon.
Alradur Sierr draaide afwezig aan zijn lange, grijze snor, schijnbaar diep in gedachten verzonken.
Uiteindelijk sprak de nieuwe mentor van de orde van demonhunters: “Heeft Brem Colleen hier nog iets over gezegd?” “Former mentor Colleen is nog steeds niet hersteld van de zwaveldampen die hij heeft ingeademd en ijlde erg veel. In die momenten van helderheid drukte hij me op het hart dat Marcus nooit over één nacht ijs gaat en wij dergelijke waarschuwingen of verzoeken van zijn kant dodelijk serieus moeten nemen. Verder riep hij zo nu en dan iets over een Hezrou die hij had opgejaagd in de grotten en die hij verhoord had. Deze zou hem hebben uitgelachen en hem toe gespuwd hebben dat de Ancient Ones weldra weer over de wereld zouden heersen en dat hiermee de demonen hun rechtmatige plek weer konden opeisen.”
Alradur ijsbeerde nog steeds heen en weer. “De keer dat we voor het laatst alle demonhunters die actief zijn hebben terug geroepen voor één centrale missie is honderden jaren voor mijn tijd geweest. Er kunnen hierdoor tientallen dekmantels naar de knoppen gebracht worden. Ik beheers The Threads nog niet goed genoeg om een boodschap onhoorbaar over te brengen.”
“Dat is een risico dat we moeten nemen, vader. De toekomst van Toril staat op het spel. Als we dit niet doen en ons hoofd ontwijkend in het zand steken, is alles waar u me al die jaren voor heeft getraind toch ook een grote leugen geweest?”, Maria keek haar mentor, meester en vader aan met ogen waarin diep binnenin een donkerrode gloed ontstond.
“Maria, bespaar me je demonen mojo. Je weet dat je charms en je true seeing op mij geen vat hebben.”, de gloed uit de ogen van de cambion nam onmiddellijk af en leek hiervoor in de plaats eenzelfde kleur tevoorschijn te toveren op haar konen.
“Vader, ik wilde u niet lezen… sorry. Dat kwam door mijn enthousiasme.”
“Je gedrevenheid en kortzichtigheid zijn ook je grootste valkuilen. Maar niet vandaag. We gaan naar de Thread Room en zullen alle demonhunters informeren. “
In stilte liepen het duo de deur uit en linea recta naar een ruimte waar geen demonhunter in jaren een voet had gezet.

De Thread Room had een serene gewichtigheid over zich. De enige verlichting die geboden werd in de kamer kwam van een landkaart op de grond. De kaart leek in grote opzichten op de drie landen Calimsham, Tethyr en Amn.
Bossen en wouden gaven een zachtgroene gloed af, terwijl rivieren, meren en zeeën een blauw licht in de ruimte wierpen en hier en daar rode lampjes de diverse steden moesten symboliseren.

Het meest opvallend waren de tientallen draden die vanuit het donkere en bollende plafond boven de kaart naar beneden hingen. Allen eindigden in een ronde, taps toelopende metalen spiraalpunt. De meeste lijnen stonden in een oneigenlijke hoek, alsof ze de zwaartekracht en bestaande natuurwetten trotseerden; alsof een onzichtbare magneet onder de verlichte kaart in de vloer iedere lijn strak op één bepaalde plek hield.
Bij de ingang van de kamer stond een groot katheder, waarop een gigantisch boek opengeslagen lag. Vanuit het plafond kwamen alle draden bij elkaar in een soort van weefblok voor op de leestafel.
Maria was met stomheid geslagen en bleef ademloos naar de miniatuurlanden op de vloer staren waarboven allerlei plekken leken aan te wijzen.
Alradur nam plaats achter de leestafel en sloeg een paar pagina’s in het grote boek om. Vanuit de donkere bolling in het plafond kwam een onaardse brul van pijn.
Instinctief sprong Maria achteruit en trok een zwaard.
Haar meester en vader legde geruststellend een hand op haar zwaardarm. “Rustig maar, Hedenos kan je niets doen. We hebben hem gekooid en het enige dat hij nu nog kan doen is ons laten zien waar de demonhunters allemaal zijn.”
Maria keek omhoog naar het donkere plafond waar de draden allemaal vandaan kwamen en liet haar demonenbloed iets meer de overhand krijgen. Een rode gloed ontstond in haar ogen en onmiddellijk zag zij de dingen zoals ze echt waren.
In de donkere rondingen van het plafond, lag een wanstaltige demoon in foetushouding. Vanaf de leestafel liepen alle draden door het lichaam van de demoon, om vervolgens naar beneden te wijzen op de kaart. Maria zag echter nog meer met haar demonengave. Ze zag ook wat de functie was van dit illustere kunstwerk. De demoon in het plafond was er één met een sterk scryende gave. De magische kaart op de vloer was dusdanig afgestemd op de gave van de demoon dat iedere draad één demonhunter vertegenwoordigde en die ene druppel bloed die de demonhunter voor zijn vertrek had afgestaan was opgenomen in de metalen trechter aan het einde van de draad. Hierdoor kon de demoon precies op de kaart aanwijzen waar die specifieke demonhunter zich bevond op de kaart. De demoon drukte als het ware het irritante demonhunterbloed van zich af. Een constante marteling voor het onwezen.

“Bij Savras, God van Divination, dit is een monsterlijke machine!”, riep de jonge demonhunter uit.
Alradur Sierr leek de verbazing van zijn dochter niet gehoord te hebben en bladerde verder in het boek, terwijl de demoon boven hen pijnlijk kreunde bij iedere pagina die omgeslagen werd.
“ Ahh, hier heb ik het. Een ritueel om alle Hunters gelijk te informeren.”, Alradur vervolgde het lezen van het ritueel in zwijgen terwijl hij afwezig op zijn lange snor kauwde.
Terwijl hij het ritueel doornam, zag Maria dat er plots één van de pendulums boven Amn heftig begon te trillen. Even later ontbrandde de draad aan de pendulum als vanzelf en binnen een seconde was er van de draad niets meer over dan een dunne lijn as die langzaam naar de grond dwarrelde.
Boven in het plafond grinnikte Hedenos een sadistische lach.
Voordat Maria kon vragen wat er zojuist gebeurd was, gaf Alradur Sierr antwoord terwijl hij over de katheder heen naar de kaart tuurde.
“De draad die zojuist in vlammen opging, was het leven van een demonhunter dat beëindigd is. Het boek zal zo dadelijk vertellen welke demonhunter er zojuist omgekomen is.”, als op commando bladerde het boek uit zichzelf een behoorlijk aantal pagina’s terug en bleef toen open liggen op één specifieke pagina. Alradur nam vluchtig op wat er op de pagina stond en vervolgde toen met gebroken stem: “Het is voor wie ik al vreesde. Simon Cantreux, een oude medestudent en jarenlange trouwe Hunter, is omgekomen tijdens zijn opdracht in Amn om de Sekte van Ba’ashraf te infiltreren en ontmaskeren. Trouwe vriend, ik hoop dat je dood snel is gekomen.”, de mentor van de orde van demonhunters liet zijn hoofd hangen terwijl hij een korte aantekening in het boek maakte. Boven hem gromde Hedenos nog een keer tevreden. In antwoord keek Alradur vurig omhoog en klapte met kracht het boek dicht. De schreeuw die het monster in het plafond uitte, bracht zelfs de doorgewinterde leider van de orde enkele ijskristallen op zijn rug. Hij grinnikte echter tevreden omhoog en opende tergend langzaam het boek weer. Hedenos huilde onaards.
“Ik ga het ritueel zo dadelijk uitvoeren en zal dan alle draden moeten zien te bereiken. Zoals ik al aangaf, beheers ik dit nog niet voldoende om dit ongehoord te doen. Het zal dus zo zijn dat iedere demonhunter een soort van onzichtbare stem hoort. Iedereen in de zeer nabije omgeving van de demonhunter in kwestie zal mij hoogstwaarschijnlijk ook kunnen horen. Het is een groot risico voor alle Hunters, maar de belangen zijn nog groter. Mogen alle Goden ons bijstaan en dat er zo min mogelijk Hunters geofferd hoeven te worden door deze extreme maatregel.”
Maria knikte en hield de hand van haar vader vast, terwijl hij geknield voor het katheder, via een kristallen kelk die hij op de draden uit het weefblok had gezet, begon te spreken…

Marcus zat in de kantine van de school voor demonhunters en vroeg zich af of hij nog lang moest wachten op het antwoord van Alradur Sierr. De tijd drong en Marcus moest weten of de demonhunters zich aan zouden dienen op het slagveld bij Castle Dantair.
Afwezig keek hij naar een halfling die de kantine schoonmaakte. Veel van de inwoners van de school waren zelf geen demonhunters maar onderwijzers of, zoals in het geval van deze halfling, personeel.

“Demonhunters, uit naam van de Belerim Council en de verantwoordelijkheden die mij door hen zijn gegeven, bereik ik u via deze extreme methode…”, verschrikt keek Marcus om zich heen. Hij hoorde in de verte de stem van Alradur Sierr, maar deze was nergens aanwezig. Ondertussen ging de stem voort met het brengen van de boodschap: “Alle Hunters ontvangen dit bericht op hetzelfde moment en een woord van waarschuwing gebied mij te zeggen, dat eenieder die in uw nabijheid vertoeft, deze boodschap ook kan horen. Dit kan dus ernstige gevolgen hebben voor uw opdracht en uw status die gecompromitteerd kan worden met deze boodschap. Ik, Alradur Sierr, gebied een ieder die momenteel een opdracht uitvoert die lager is gecodeerd dat code rood, uw opdracht tot nader order te staken en u met alle middelen en of mogelijkheden die in uw bereik liggen zo spoedig mogelijk u te vervoegen bij het leger dat momenteel opgebouwd wordt voor de belegering van de ruïnes voor Castle Dantair. Dit is een code rood missie met top urgentie. U dient rekening te houden met een zware confrontatie bij aankomst en u hiertoe dus naar behoren uit te rusten. Bij aankomst dient u zich te vervoegen bij mij, alwaar u verdere instructies zult ontvangen. Bij het niet geven van gehoor aan dit bevel, zullen verstrekkende consequenties worden verbonden. Ik, Alradur Sierr, wens u namens de Belerim Council veel succes en wijs u nogmaals op het grote risico dat uw status met deze boodschap ernstig gecompromitteerd kan zijn.”

Nog steeds stond Marcus stomverbaasd om zich heen te kijken. De halfling, die langzaam dichterbij was gekomen, keek Marcus vragend aan. “Wat zei u nou net? Het was net of ik de Mentor hoorde praten?”

In de Thread Room, hielp Maria haar uitgeputte vader overeind. Het brengen van de boodschap had veel energie van hem geëisd.
Paniekerig keek Alradur Sierr naar de landkaart op de grond. “Mogen de Goden ons allemaal bijstaan.”, mompelde hij, terwijl hij naar de kaart bleef staren.
Na enige seconden begonnen de eerste draden boven de kaart te trillen.
De eerste Hunters die hun dekmantel opgeblazen was door de extreme actie en die zich waarschijnlijk midden in vijandig gebied bevonden.
Het zachte gniffelen van de demon boven in de kamer was de voorbode. De voorbode van de vlammen die de eerste draden in brand deden vliegen en tot as zouden reduceren.
“Mijn God, wat heb ik gedaan? Hoeveel zullen het er worden?”, in antwoord op de vraag van de Meester van de order, grinnikte de demoon onaards…

They came from all around…
Cullen Amalmund had zijn prooi gevolgd door bergen, dalen, over land en nu zelfs over zee. Aan boord van de Lady Dorofern doorkruiste hij de Firedrake Bay naar het meest westelijke deel van Tethyr. De zwarte regen maakte het hem vrijwel onmogelijk iets te zien, zowel met het blote oog, als met zijn verrekijker. Amalmund, volledig gekleed in het zwart, stond voorop het dek van de Dorofern. Van onder zijn breedgerande vilten hoed wapperde zijn lange bruine lokken terwijl hij tegen de wind naar de onzichtbare horizon tuurde. Nog geen vier uur geleden had hij samen met de drie bemanningsleden Port Kir verlaten. Met veel moeite had Amalmund kapitein Henrik zover gekregen met dit mistroostige weer de baai uit te varen. De twee bemanningsleden, een dikbuikige stokdove bootsman genaamd Mort, en Eric, een lange slungelige jongsgediende, werden na overtuigend ronselwerk van de kapitein aan boord gestuurd. Geen van de drie bemanningsleden leek echt veel trek te hebben in weer een schijnbaar nutteloze trip door Firedrake Bay. De afgelopen maanden, zo was Cullen Amalmund steeds vaker opgevallen, leken de mensen in Tethyr steeds neerslachtiger te worden. Amalmund was er van overtuigd dat de oneindige winter de mensen parten speelden.

Terwijl Amalmund onafgelaten over de ruwe zee staarde probeerde Eric op aanwijzingen van Mort het zwart beregende dek zo goed mogelijk schoon te krijgen. “Daar!” schreeuwde Mort, die door zijn jarenlange doofheid zelf waarschijnlijk niet meer doorhad dat hij veel te luid sprak. “Daar is het nog smerig! Dat moet ook schoon.” De jonge Eric bezwabberde de plek die Mort had aangewezen, maar de regen was onverbiddelijk en het dek bleef zwart als inkt. Het enige dat het dek af en toe schoonspoelde waren de golven de nu en dan over de railing sloegen en het dek onder zeewater zette.
Ineens klonk de stem van Alradur Sierr, schijnbaar vanuit het niets. “Demonhunters, uit naam van de Belerim Council en de verantwoordelijkheden die mij door hen zijn gegeven, bereik ik u via deze extreme methode…” Amalmund keek snel om zich heen of hij alleen was. Op het achtersteven van het schip stonden weliswaar de dove Mort en de jonge Eric, maar die konden door het geraas van de wind en de zee onmogelijk de stem van Cullen’s voormalige mentor horen. “…Ik, Alradur Sierr, gebied een ieder die momenteel een opdracht uitvoert die lager is gecodeerd dat code rood, uw opdracht tot nader order te staken en u met alle middelen…”
Cullen luisterde naar de hele boodschap van Sierr en vloekte zachtjes. Zijn opdracht had hem al vele weken gekost, aar was niet gekwalificeerd als code rood. Hij draaide zich om en zag hij de jonge Eric hem met open mond aankeek. Klaarblijkelijk waren hij en de bootsman intussen dichterbij gekomen en was de stem van Alradur de jonge hulp niet ontgaan. Amalmund besloot er geen woorden aan vuil te maken en commandeerde: ‘Terug naar Por Kir!’ Toen Eric verbouwereerd bleef staan voegde Cullen er nog een overtuigend “Onmiddellijk!” aan toe. Met bevende knieën draaide knecht zich om en zette het op het lopen om de kapitein te informeren. Mort de dove bootsman keek de jongeling achterna en haalde zijn schouders op.

Vier uur later kwam de Lady Dorofern weer aan in Port Kir. Cullen Amalmund betaalde kapitein Henrik voor bewezen diensten, regelde vervolgens voor zichzelf een paard en galoppeerde in allerijl richting The Purple Hills. Mort en Eric namen plaats aan hun gebruikelijke tafel in het havencafé en nog voor het vallen van de avond verhaalde Eric over de zwarte reiziger die had gesproken met de God van Firedrake Bay.


In het bed lag een vrouw. Een vrouw van middelbare leeftijd. Met rondingen die aangaven dat de twintig ruim gepasseerd was, maar nog meer dan genoeg te raden over lieten. Het was een warme nacht in Schamedar, Calimshan. In deze tijd van het jaar blies de zuiderwind een warme stroming die in de volksmond wel de Samihah werd genoemd, oftewel ‘zij die hem gek maakt’. Het was een warme nacht en zachte zoute zweetparels druppelden langzaam langs haar naakte lichaam. Met een slaperige hand wreef de vrouw het zweet van haar bevallige rug, draaide zich om en viel weer in slaap.

“Demonhunters, uit naam van de Belerim Council en de verantwoordelijkheden die mij door hen zijn gegeven, bereik ik u via deze extreme methode…”, Angirasa Shashi was meteen klaarwakker. Niet eens zozeer geschrokken alswel alert, luisterde de vrouw naar de overbekende stem van haar mentor. Nadat de laatste woorden van het bericht gesproken waren stond Angirasa op en bewoog haar rondingen naar de hoek van de kamer waar een houten kist stond. Ze opende de kist en kleedde zich met de kledingstukken die ze zorgvuldig leek uit te kiezen. Angirasa draaide zich om, stak een viertal rods in de rodholders aan haar armen, aan haar zij hing een gekromd langzwaard en op haar rug een korte kruisboog. Als laatste knoopte ze een donkerblauwe cape om, keek nog even in de spiegel of haar haar goed zat en sprak een enkel woord. Het volgende moment was de kamer leeg.


Is het wel eens opgevallen dat een lege ruimtes bij uitstek niet uitnodigen tot spreken? Laat staan als de ruimte, slechts verlicht door enkele fakkels, doorgaans gebruikt wordt voor religieuze doeleinden. In dergelijke gevallen lijkt de druk van de leegheid, de kilheid van de vloeren, muren en plafonds en zelfs de roetdampen van de brandende fakkels als één entiteit op de aanwezigen in te werken. Hoe anders is dit wanneer de ruimte bevolkt is, rijen dik staan ze, ieder zijn of haar verhaal mompelend, lachend, soms zelfs schreeuwend. Of soms biddend, rijen en rijen dik staan ze, opeengepakt. Net te dicht bij elkaar, ieder in gebed, zelf zwetend en dat van de naaste buur ruikend. De kracht van aantallen, zou dat het zijn? Als er iemand is die dat heeft geweten dan is het Rin d’Elocia.

Zes jaar, elf maanden en eenentwintig dagen had Rin er over gedaan om te infiltreren bij de meest illustere groep occultisten in Amn, de Majid Al Din. Jarenlang had de order getracht een ‘mannetje’ onder te brengen in de sekte. Telkens weer zonder succes, sterker nog, bij iedere gefaalde poging ging de sekte nog meer underground, met als logisch gevolg dat infiltreren steeds onwaarschijnlijker werd.

Jarenlang had Rin zich voorgedaan als simpele marktkoopman, met een onverzadigbare interesse in de vierde dimensie. Het had ook niet lang geduurd of hij werd opgemerkt door de Majid Al Din. Het duurde echter nog vele lange jaren voordat hij het ritueel tot initiatie mocht doorlopen. Eindelijk was het hem gelukt om als volwaardig lid de sekte in te burgeren.
Nu, ruim twee jaar na zijn toetreding, stond hij samen met zijn ‘broeders’ in de grote hal van de heidense tempel. Meerdere malen had hij meegemaakt hij de occultisten demonen opriepen en hen vervolgens de wijde wereld instuurden, met een of andere duistere opdracht. Af en toe speelde Rin de informatie door, waardoor de demon op raadselachtige wijze onderschept werd voordat hij zijn missie kon uitvoeren. Dit keer leken de occultisten hun grootste wapenfeit tot op heden uit te gaan voeren en hij wilde geen seconde missen.

De afgelopen zes jaar had Rin zelf een en ander opgepakt wat betreft het occultisme. ‘Noodzakelijk voor het werk’, zo noemde hij het. En gelijk had hij, want zonder kennis van zaken zou de infiltrant nooit zo lang de schijn op hebben kunnen houden.

Samen met zijn ‘sektebroeders’ prees Rin een in aantocht zijnde demon, ditmaal met de naam ‘Abduxuel’. In een mantra zongen de 133 sekteleden totdat zij schijnbaar allemaal in trance waren; ‘Abduxuel el Akbar! Abduxuel mal echtel!’
Tijdens de aanzwellende mantra tekende de high-priest doormiddel van het strooien met zout een grote demoncirkel. Met wijde gebaren zweepte hij zijn volgelingen in hun poging een connectie te leggen naar de plane of Pain and Suffering. Rin voelde dat hij moeite had niet mee te gaan in de eentonige dreun van het sekte ritueel. Links, rechts, voor en achter hem stonden de overige sekteleden in een diepe trance, steeds weer dezelfde bezwering herhalend; ‘Abduxuel el Akbar! Abduxuel mal echtel!’
Naast de high-priest voor de demoncirkel laaiden de vuurkorven op. Hoge vlammen schoten de lucht in en kleurden fel rood, dan weer groen en soms weer blauw. ‘Abduxuel el Akbar! Abduxuel mal echtel! Abduxuel el Akbar! Abduxuel mal echtel!’ de volgelingen waren helemaal één en vanuit de demoncirkel klonk een onaardse brul. Vol verwachting keek de high-priest toe hoe de stenen vloer in het midden van de cirkel wegviel. Vanuit het gapende gat schoot een zwaveldamp. ‘Abduxuel el Akbar! Abduxuel mal echtel! Abduxuel el Akbar! Abduxuel mal echtel!’ Een grote helrode klauw greep de rand van de ontstane put en de opgeroepen demon probeerde zich vanuit het gat op te duwen.
“Demonhunters, uit naam van de Belerim Council en de verantwoordelijkheden die mij door hen zijn gegeven, bereik ik u via deze extreme methode…”, klonk ineens rond Rin d’Elocia. Ineens viel een twintig tal sekteleden compleet stil. Even dacht Rin dat hij het zich verbeeld had. Had hij echt de stem van zijn mentor gehoord? Als snel bleek dit inderdaad het geval. “Alle Hunters ontvangen dit bericht op hetzelfde moment en een woord van waarschuwing gebied mij te zeggen, dat eenieder die in uw nabijheid vertoeft, deze boodschap ook kan horen.”
Inmiddels had dan de helft van de 133 occultisten hun mantra gestaakt. “Dit kan dus ernstige gevolgen hebben voor uw opdracht en uw status die gecompromitteerd kan worden met deze boodschap. Ik, Alradur Sierr, gebied een ieder die momenteel een opdracht uitvoert die lager is gecodeerd dat code rood, uw opdracht tot nader order te staken…”
Het gat in de demoncirkel sloot zich langzaam en vanuit de diepste hel brulde Abduxuel verontwaardig over zijn ontnomen kans het Material Plane te betreden. De high-priest sloeg het schouwspel beteuterd gade, maar al snel sloeg zijn verslagenheid op in razende woede. Hij begon te wijzen.. met een knokige vinger drukte hij meerdere malen in het luchtledige richting Rin. Ondertussen galmde de stem van Alradur Sierr door de offerkamer. “…vervoegen bij het leger dat momenteel opgebouwd wordt voor de belegering van de ruïnes voor Castle Dantair. Dit is een code rood missie…”
“Dood hem!” schreeuwde de high-priest. “Dood aan verderver!“ De sekteleden in de directe nabijheid van Rin grepen de infiltrant waar mogelijk. Diegenen die te ver van hem afstonden herhaalden de woorden van hun hoge priester. “Dood hem! Dood aan de verderver!” Tientallen handen grepen de demon hunter. Sommigen grepen zijn haar, anderen stukken vlees, kleding was er al niet meer en het zou niet lang duren voordat de 132 sekteleden de verstoorder van hun ritueel aan flarden hadden gescheurd. Intussen, zonder dat dit nog door iemand werd opgemerkt klonk de eens zo vertrouwde stem van de mentor: “Ik, Alradur Sierr, wens u namens de Belerim Council veel succes en wijs u nogmaals op het grote risico dat uw status met deze boodschap ernstig gecompromitteerd kan zijn.”


 

 
 

Minotaur Ritueel

 
De woestijn is donker, voor de tempel van Astoth staat een donkere gestalte naar de hemel te kijken.
Het licht van de volle maan schijnt op het lederen tuniek wat de man aan heeft en het de traan boven de weegschaal licht fel op bij het maanlicht.
De zachte wind die er staat die laat de haren van de paladin naar achteren waaien en dan is de witte oogdoek die hij draagt goed zichtbaar.
Met een paar minuten zullen 15 minotaurs hun opwachting maken in de grote bid kamer en hij zal ze moeten overtuigen dat Astoth de god is die zij in deze tijd nodig hebben.
De minotaurs zullen een grote aanwinst zijn voor de religie en de man voor de poort lijkt dit meer en meer te gaan beseffen.

Een diep gegrom klinkt vanuit de duisternis, een beest nadert, de man voor de ingang kijkt rustig op en wist al dat het grote beest de poort naderde.
Een gedaante die menig mens de stuipen op het lijf zou jagen loopt langzaam op de gedaante voor de poort af.
Bij een grom glimmen de grote hoek tanden in het maanlicht het beest tikt de paladin met zijn kop tegen zijn schouder zoals een kleine kat een kopje geeft tegen je voeten aan.
De man geeft zijn beste vriendin een aai over de grote kop en Destrin loopt naar de poort toe.
De bewakers kennen het beest van hun leider inmiddels wel maar blijven voorzichtig en stappen ruimschoots opzij zodat de leeuwin naar binnen kan lopen.
De paladin voor de poort kijkt nog een keer omhoog naar de sterren en vraagt Astoth om de kracht de minotaurs voor de tempel te winnen, dan loopt hij langs de 2 bewakers naar de bid kamer waar de minotaurs waarschijnlijk al staan te wachten.

Als de voice van Astoth de grote kamer betreed dan word het langzaam stil en kijken 15 stieren koppen de leider van de tempel aan.
Belros die overziet de kamer en is onder de indruk van de groep vechters die in een vol ornaat voor hem staan.
Dan loopt vanaf achterin de kamer een van de minotaurs naar voren, terwijl hij het altaar van Astoth nadert lichten de runes op zijn huid duidelijk op en Belros is zo trots dat zijn vriend Faladin zijn kant gekozen heeft dat hij een glimlach niet kan onder drukken.
De minotaur die hij jaren geleden de belofte heeft gedaan om hem een thuis te geven boven de grond kon niet op een betere plek terecht komen als hier in de tempel en heeft nu ook nog een hoop “familie” om zich heen die zich na vanavond ook als Astothianen zullen profileren naar de buiten wereld.

Het ritueel was niet een ritueel waarbij bijvoorbeeld Marcus tot leven werd gewekt in deze zelfde zaal.
Het ritueel wat nu kwam was een verzoek aan Astoth voor kracht en vertrouwen in de donkere tijd waarin we zaten.
Het was een verzoek aan Astoth om de minotaurs in zijn armen te sluiten en hun de kracht en gaven te geven die ze nodig zullen hebben om het geloofwaardigheid te geven.

Faladin die stond Belros bij en de rune’s op zijn huid lichten op en leken wel te bewegen bij ieder verzoek aan Astoth zelf.
De minotaurs in de zaal waren duidelijk onder de indruk en vooral de paladins die bleven in een diepe trans na de ceremonie, toen ook deze weer op “deze” wereld waren keek Belros de groep aan en sprak ze toe in hun eigen taal.

“Astoth is aangesproken en zal nu een beslissing nemen om jullie de krachten te geven die jullie toe komen.
Iedereen kan natuurlijk de tempel met goede bedoeling betreden en zich aansluiten bij ons geloof, maar voor jullie vraag ik iets extra’s.
Faladin is ook toegetreden tot het geloof wat ik opnieuw in deze wereld heb gebracht en hij heeft ook de kracht gehad om jullie te vinden en mee te nemen naar deze tempel.
Ook hij heeft getwijfeld in het begin en ik had daar respect voor, toch heeft hij uiteindelijk de juiste keuze gemaakt en ik hoop dat iedereen die nu in deze kamer zit dat ook zal doen.
Astoth zal de paladins heiligen met zijn krachten en de priesters voorzien van helende krachten die hun weerga niet kennen.
Jullie zijn een volk van strijders, jullie zijn een volk dat er niet omheen draait, jullie zijn een volk die gerechtigheid willen en dit ook snel willen regelen.
Ik geef jullie de vrijheid en de kracht om jullie idealen na te leven.
Let wel dat iedereen die van deze gunsten misbruik maakt zal boeten.
Ook bij Astoth is het doden van onschuldigen verboden dus zorg dat je altijd zeker van je zaak bent als je uit naam van Astoth handelt.
Iedereen ongeacht ras,status of geslacht zal zich moeten verantwoorden bij verkeerde daden en zal hiervoor worden gestraft.
Ik ben er ondanks deze waarschuwing van overtuigd dat de mannen die ik hiervoor me zie staan de groep is die ik mee wil nemen naar de vallei om de Tenebreux te verslaan.
Ik ben ervan overtuigd dat de mannen die ik hiervoor me zie staan ideale Astothianen zullen zijn en het geloof niet zullen gebruiken in de verkeerde vorm.
Ik zal er trots op zijn om jullie in deze tempel te kunnen verwelkomen”

Belros zet het gouden zwaard wat hij vast heeft met de punt op de grond en leunt op het gevest.
Hij wacht wat gespannen op de reactie van Grosh die vooraan staat in de groep minotaurs.

 
 
 
 

Krachten Worden Gebundeld

 
Het gevecht met de Nessian Warhound in de tempel van Astoth lag Marcus en Valerius nog fris in het geheugen als ze de avond erna de grote eetzaal in lopen waar Belros een vergadering heeft aangekondigd.
Als de 2 paladins binnen lopen dan worden ze opgewacht door de 2 minotaurs Grosh en Faladin, Devon falconflight,en Skylar die speciaal uit Trademeet is over gekomen om er vanavond bij te zijn, ook de shadout en Drahan zitten aan de grote tafel.
Wat Marcus het meest verrast is dat Selhattin ook aan tafel zit.
De donkere voor vechter van Tyr is door Belros zelf thuis opgezocht en heeft de situatie aangehoord en heeft zich binnen een dag aangemeld met een groep soldaten.
“Marcus vriend hoe gaat het met de paladins van Torm in deze tijd? “
Selhattin is zichtbaar blij zijn vroegere team genoot weer eens te zien.
“de tempel van Torm is zwaar gehavend in de laatste jaren mijn vriend, toch heeft de tempel in Darromar het voor elkaar gekregen een regiment terug te kunnen trekken van castle Spulzer en dit regiment of the steadfast gauntlet zal ons bijstaan in de belegering van castle Dantir”
Selhattin kijkt de sober geklede Marcus blij verrast aan.
“ik had van die kant weinig hulp verwacht, ik had niet verwacht dat de tempel van Torm al zoveel slag kracht kon bieden op dit tijd stip.
Het doet me goed te horen dat de tempels van de triad zo snel opgebouwd worden in Darromar”
De twee gaan al pratend en zitten en er word wat wijn,bier en eten op de tafel gezet.
Jacob gooit een groot stuk vlees een donkere hoek in waar Destrin even een stukje uit de schaduw loopt om het grote stuk bot met vlees te pakken en begint lekker te kluiven.
Als iedereen lekker op zijn gemak zit komt de voice van Astoth zelf binnen en iedereen staat op en knikt naar de in het zwart gehulde leider van de tempel.
Marcus en Valerius evenals Selhattin zijn er nog niet echt aan gewend en zijn dan ook een fractie later als de rest maar staan ook maar even op om de rest een goed voorbeeld te geven.

“vrienden ga zitten en geniet van het eten en drinken, hierna zullen we onze plannen voor de komende weken bespreken en vastleggen”
Belros komt relaxed over als hij op de kop van de tafel gaat zitten.
Voordat het overleg begint om castle Dantir te overmeesteren word Belros nog even door Marcus apart genomen.
“de Nessian warhound die gisteren in de tempel was die was groter als die van een paar maanden geleden dat was duidelijk.
Er zijn nog zeker 2 categorieen groter als deze en wat me het meeste zorgen baart is dat ik een directe link heb gevoeld met Bane?
Dit kan natuurlijk bijna niet want Bane is dood, hoe het precies zit weet ik nog niet maar dat we nog wat kunnen verwachten staat vast.
Als ik meer weet dan hoor je het uiteraard.”
Belros bedankt Marcus voor de informatie en schraapt zijn keel om met de tactische vergadering van de belegering van castle Dantir te beginnen.

De uren erna word er druk overlegt over de beste aanpak van de situatie.
Sehattin luistert aandachtig naar Belros als hij de situatie van een tekening af uitlegt en verteld hoe de vallei eruit ziet aan iedereen die er nog niet is geweest.
De grote minotaur Grosh kan het af en toe niet volgen maar word dan in het minotaur even bij gepraat dus dit levert weinig problemen op.
Skylar geeft te kennen dat ervan uit de tempel van Astoth in Trademeet een platoon kan worden mee gestuurd.
Belros is verrast en is trots op zijn leider in de Trademeet die binnen een korte tijd echt heel goed werk aflevert daar.
Belros geeft aan dat er ook vanuit de grote tempel een platoon meegaat dat zijn met de leiding gevende mee ongeveer 72 man.
“voice of Astoth vergeef mijn twijfel aan u tactisch inzicht maar moeten we geen mensen achter houden om de tempel te verdedigen?”

Devon kijkt naar zijn leider en twijfelt duidelijk aan deze actie.
Als de groep naar Belros kijkt en op antwoord wacht dan steekt er even een koude wind op verschijnt er een gedaante achter de voice van Astoth.
Marcus en Valerius herkennen de man en blijven zitten, de minotaurs springen op en trekken een wapen.
“rustig! Laat me jullie voorstellen aan sir Dash Armstrong hij is de rechter hand van de vorige leider van deze tempel en zal zorgen dat de accolieten veilig zijn in de paar dagen dat wij weg zullen zijn.”

De “dode” paladin achter Belros opent zijn mond en spreekt zonder zijn mond verder te bewegen.
“holy warriors of the Triad defeat the evil far away and the dead army of Astoth will keep the Temple free from intruders.
This is the way how the keepers of the temple will help in this holy war”
Als Dash is uitgesproken sluit hij zijn mond en verdwijnt in de muur achter zich.
Grosh heeft een hoop gezien maar dode paladins die door de muur komen dat slaat toch alles.
“alles komt goed broeder, zoals we jou een belofte hebben gedaan om je onderkomen te reinigen van de demonen zo heb ik met deze paladins ook een verbond wat niet geschaad gaat worden.”

Belros probeert de grote minotaurus wat op zijn gemak te stellen en dat blijkt te lukken als hij met een grom achter over leunt in de stoel die eigenlijk speciaal voor Faladin gemaakt is.

Drahan neemt hierna het woord.
“medestrijders, de tempel van illmater zal uiteraard ook zijn mensen sturen naar de plek des onheils.
Ik heb een gesprek gehad met de hoge priester in Darromar en die heeft mij de hulp aangeboden van de volgende legers.
– the fraternity of painbearers
– the warriors of suffering
– the wretched souls
deze 3 units hebben alle drie hun eigen specialiteiten en zullen ons vooral ondersteunend bijstaan.
De warriors of suffering zijn meer een guerrilla eenheid en de wretched souls zijn zgn rockshooters waar we een hoop profijt van kunnen hebben.
Ik heb met de hoge priester ook de situatie in spulzer besproken en we zijn het er over eens dat ook deze plaats in verband gebracht kan worden met de oorlog en alles daar omheen.
Wat hier precies aan de hand is en wat het nut ervan is buiten dat het een hoop legers bezig houd moeten we nog uitzoeken.
Ik heb vannacht een ceremonie gestart en heb een paar vragen gesteld aan de al wetende en heb de volgende antwoorden gekregen.
– het scherm rond het kasteel is zo sterk als de zwakste schakel en deze ligt in het open zicht.
– Degene die het minste heeft met de donkere kant zal ook deze week in Darromar verblijven en is waarschijnlijk de spion in het koninklijk huis.
Het is dus niet zo dat we het scherm niet kunnen betreden en zoals we in de scout missie hebben gezien van de week lopen er ook verscheidene figuren door de hoofd ingang.

Belros bedankt Drahan voor zijn uitleg en geeft het woord aan Selhattin.
“belros heeft mij gisteren benaderd in mijn thuis land en de situatie uit gelegd.
Twijfel was er niet, de clan of the sword van Tyr zal helpen om de Tenebreux omver te werpen.
Dit zal voornamelijk bestaan uit hit and run acties.”

Selhattin is kort en duidelijk en belros neemt het woord weer over.
“derrek lamieux is niet aanwezig maar ik kan jullie melden dat de tempel van Tyr in Darromar een platoon en een elite platoon ter beschikking heeft.
Het eerste platoon bestaat vooral uit boogschutters en infanteristen.
The holy hammer of Tyr het elite platoon zullen vooral snelle suprise attacks uit kunnen voeren en snel terug trekken, lamieux is hier de leider van.
Zoals jullie kunnen zien hebben we een nieuw gezicht aan tafel die ons en de tempel van Astoth voortaan bij zal staan in onze missies.”

Berlos geeft Grosh het woord.
“onder de leiding van Faladin zullen wij onder de vlag van Astoth onze hulp bieden aan de mensheid.
Wij hebben een klein elite squad die bestaat uit bullfighters die vooral man to man combat niet uit de weg gaan en we hebben een aantal holy taurus knights die sowieso niets uit de weg gaan.
Alles wat op de grond loopt zullen we onderscheppen op de plek waar we worden gestationeerd.
We zijn in totaal met ongeveer 16 minotaurs”

Belros bedankt Grosh en vervolgd.
“zoals we een paar dagen geleden hebben gezien bestaat het leger in het dal van castle Dantir niet uit duizenden en tien duizenden soldaten zoals de geruchten waren.
Het leger is beduidend kleiner en ik denk dat we met de legers die we nu tot onze beschikking hebben een hele goede kans hebben om een strijd aan te gaan en die te winnen.
De soldaten die wij hebben zijn veel meer ervaren in de krijgskunst en zullen de linies snel door breken en onrust zaaien.”
“belros vergeet de magiers van Azuth niet he?!”
valerius onderbreekt belros in zijn uitleg.
“tja inderdaad, vergeef me.
Ook de magiers van Azuth zullen natuurlijk belangrijk zijn in het gooien van effectieve afstand spreuken en het beschermen van soldaten in wat voor vorm dan ook.
Ik ben ervan overtuigd dat de manschappen die we nu hebben zullen slagen mits WIJ ze goed voorbereiden en tactisch goed neer zetten en gebruiken.
Doen wij dat niet zullen er onnodige doden vallen aan onze kant en dat moeten we voorkomen.
Laten we de komende dagen met plannen komen en die op de vierde dag uitwerken en dan tot uitvoering brengen in de vallei van castle Dantir.
Laten wij samen met Lamieaux zorgen dat de tenebreaux niet zal slagen in het vernietigen van onze wereld en onze goden.”
Met deze laatste woorden grommen de minotaurs en gaan de vuisten van de paladins de lucht in.